Mat zeggen de kaarten 33 n zijn vertrouwde omgeving blijven wo nen en elders werken. Zo ontstaat een omvangrijk forensisme met dikwijls zeer ange woon-werkpendels. Wie bijvoor beeld 's morgens de uittocht uit Tholen ziet, gaat zich afvragen wat er van Tho len over zou blijven zonder auto. Maar ook het omgekeerde gebeurt, de stede ling verlaat, net als zijn 17e- en 18e- eeuwse voorvaderen, die de buitens op Walcheren en in Schuddebeurs bouw den de stad en zoekt een rustig, kleinschalig woongebied in een aan trekkelijk landschap. In de west hoek van Schouwen is de helft van het aantal oorspronkelijk als tweede wo ning gebouwde huizen nu permanent be woond. Dorpen als 's-Heer Hendrikskinderen en Koudekerke worden slaapdorpen zonder eigenlijke kern en samenhang. Overal zijn er plannen voor de „con centrische uitbreidingen van de woon kernen". Het zijn geen wonderen van stedebouw, maar men kan er comforta bel wonen. Ze liggen goed ingedamd en doen het landschap niet al teveel schade. Hoe zou het er uitzien, als op alle mooie plekjes allerlei pedante bouwsels zouden staan? Er zijn helaas voorbeelden van te noemen, maar ge- iukkig niet al teveel. De nadelige effecten van dezeontwikke- ing, zoals ze zich in de randstad mani- lesteren, met verkeerscongesties, meer en grotere snelwegen, verkeers pleinen en milieubeschadiging, zijn hier nog niet aanwezig, maar vragen wel ijdige onderkenning en preventieve maatregelen. Al met al heeft het dorp als woon- en voorzieningsgebied voor de directe om geving geen betekenis meer. Het uur gaans, dat we van de Hoge Hil zo prach tig kunnen overzien vervult geen functie in ons samenlevingspatroon en daar mee is de natuurlijke samenhang tus sen dorp en landschap indifferent ge worden. Voor de dorpen in de erkende recreatiegebieden is die indifferentie een sterke impuls. Drie. vier uur lopen van Zoutelande naar de donderdagse markt in Middelburg is nu drie, vier uur rijden van het Roergebied naar het week-endhuis aan de kust. De autochtonen verhuizen naar de buiten wijkjes en in de oude kernen worden de huizen voor veel geld opgekocht als tweede woonhuis. Het is geen ideale oplossing voor het behoud van deze dorpen, maar het bestaande woningbe stand wordt gerenoveerd en soms op gedirkt met de meest potsierlijke kitsch, maar het blijft behouden! Anderzijds doet de recreatie een dodelijke aanslag op het dorpskarakter. Allerlei verste delijkte voorzieningen worden nodig en er verschijnen schaalloze parkeerter reinen en bouwsels (zie bijvoorbeeld Zoutelande) die de intimiteit en de klein-schaligheid die men zoekt, volledig verramponeren zonder er een eigen conceptie met een eigen gezicht voor in de plaats te stellen. Het beleid De tweede nota ruimtelijke ordening gaat om goede redenen uit van het primaat van de stedelijke concentratie, maar richt zich ook op een leefbaar platteland met de klein-schalige woon omgeving. Daartoe is het begrip gebun delde deconcentratie ingevoerd. In de praktijk dreigt het er op neer te komen dat dorpen met minder dan 1000 in woners en een eigen groei-capaciteit aan minder dan 1 per jaar worden „afgebouwd". Die afbouw betekent dat dorpen als Noordwelle en Serooskerke vrijwel uitsluitend bestaat uit tweede woningen en voor een dorp als Drie wegen dat het verpaupert en vergaat. Haalt men de norm wel, zoals 's-Heer Arendskerke dan verschraalt de kern, winkels verdwijnen en het zwaartepunt komt in de nieuwe woonwijkjes zonder verdere voorzieningen. En dan is het in 's-Heer Arendskerke nog niet eens zo heel erg. Gemeten naar deze maatstaf staan zo goed als al onze agrarische dorpen op de tocht. De agrarische bedrijvig heid biedt nauwelijks werkgelegenheid en wil men blijven leven dan zullen an dere. wezensvreemde impulsen die groei moeten garanderen, met alle daaraan verbonden consequenties. Wat die consequenties zijn, kan hier buiten beschouwing blijven. Zij zullen echter betrokken moeten worden bij de diep ingrijpende beslissingen die genomen moeten worden en die het leefpatroon en daarmee de cultuur in de breed ste zin van het woord van vele Zeeu wen aangaan. Dit is allereerst een zaak van gemeente lijk en provinciaal beleid, dat onder een sterke politieke druk staat. Terzijde zij hier opgemerkt dat de zo geheten basis-democratie het vrijblijvende ka rakter van actiegroepen en inspraak procedures kwijt moet raken en een formeel gecodificeerde vorm krijgen. Zulks niet om de stem van de burger te smoren in juristerij, maar om zijn inbreng zo te kanaliseren dat zij ter bestemder plaatse beluisterd moet wor den om daar naar goede democrati sche maatstaven gemeten te worden. Deze beslissingen zullen niet alleen ge baseerd kunnen worden op meetbare gegevens, zoals economie, groeipercen tages, openbare voorzieningen, riool waterzuiveringen en wat dies meer zij, maar ook op imponderabilia, zoals de variatie in het aanbod van klein-scha lige woongebieden, de landschappelijke en stedebouwkundige enlof architecto nische waarden, die daarmee gemoeid zijn en vooral de vraag naar de toe komst van het sociale en culturele klimaat van een woongemeenschap van mensen, wier maatschappelijke belan gen elders liggen. Besluit men na ampel overwegen tot „afbouw", dan dienen zodanige maat regelen genomen te worden dat die afbouw niet leidt tot een langzame dood in verpaupering. Op het Franse platte land zijn daar al genoeg lugubere voor beelden van te vinden. Leidt de beslissing tot de aanwijzing als „groei-kern", dan zal ook de nodige aandacht aan de bestaande kern gege ven moeten worden. De overheid be schikt daartoe met de wet op de ruim telijke ordening en de monumentenwet over goede beleidsinstrumenten. Sedert kort zijn in het kader van de reha bilitatieregeling voor oude wijken ook financiële mogelijkheden aanwezig. Voorlopig is die regeling nog te veel gericht op de problematiek van de gro te steden, maar het principe is er; onze dorpen zijn een zorgvuldig onderzoek naar deze mogelijkheden zeker waard. Het zal dan wel noodzakelijk zijn dat er in het subsidiebeeld zodanige ver schuivingen aangebracht worden, dat een goed gerenoveerd huis in dezelfde (huur)prijsklasse valt als een vergelijk bare nieuwe premiewoning. Voorts zal men nauwlettend moeten toe zien op het behoud van de kleine schaal, want het bieden van een klein-schalige woonomgeving is vrijwel de enige func tie die het dorp nog in ons landschap en in onze samenleving heeft te ver vullen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1973 | | pagina 33