niet zeeland, maar scheldeland
landschappen van zandruggen en -da
len komen voor In de Oude Roompot,
dwars van Yerseke en voor de ingang
van de Eendracht. Het mooiste gebied
is echter gelegen langs het Schaar van
Valkenisse ter hoogte van Waarde, dus
in de Westerschelde. Hier, waar we het
grootste getijverschil en de krachtigste
getijstromen van Zeeland aantreffen, is
ook het landschap van de zandruggen
het sterkst ontwikkeld. Staande in een
dal tussen twee ruggen, kan men vaak
niet eens over deze ruggen heenkijken.
Overigens blijkt in het zelfde gebied heel
duidelijk dat zand en water praktisch de
enige elementen van dit landschapstype
zijn. Planten komen helemaal niet voor
en de dieren zijn slechts vertegenwoor
digd door wat kleine kreeftjes en een
paar wormen.
Dat is heel anders in de meer slikkerige
gebieden. Doordat het water daar rus
tiger is, ontstaat een veel vlakker en ge
lijkmatiger landschap, maar ook een
veel rijkere dierenwereld en planten
groei. Elke inwoner van Zeeland hoort
de wadslakjes, de kreukels, de kokkels
of kokhanen, de mossels en de tandpas
tahoopjes van de zeepier te kennen.
Voor hen die langs de Oosterschelde
wonen, komen daar nog het zeegras en
de vele soorten wieren bij. Deze laatste
soorten ontbreken in de Westerschelde,
waarschijnlijk omdat de troebelheid van
het water het voor de fotosyntese be
nodigde licht verhindert tot de planten
door te dringen. Het landschap van de
slikken is veel rustiger, veel minder ge
accidenteerd dan dat van de zandplaten.
Uitgestrekte vlakten, slechts hier en
daar doorsneden door een ondiepe vlei,
dat is het karakteristieke beeld van de
slikken. Mosselbanken of metershoog
bijeengespoelde banken van kokkel
schelpen zijn slechts plaatselijke ver
schijnselen. De monotonie van de slik
ken wordt echter sterk verlevendigd
doordat hier de vele vogels hun voedsel
komen zoeken. Scholeksters, rotganzen,
kapmeeuwen, strandlopers, bergeen
den, tureluurs, een hele gemeenschap
van sterk aan de slikken gebonden vo
gelsoorten komt hier bij laag water aan
de kost. Op dezelfde manier komt ook
tijdens hoog water een gemeenschap
van dieren op het slik zijn voedsel zoe
ken: schollen, botten, garnalen, krab
ben, zelfs grote bossen zeewier komen
bij opkomend water uit de geul het slik
op en trekken zich, al dan niet geholpen
door de stroom, bij afgaand water weer
in de geul terug.
Tenslotte het landschap van de schorren.
Hier kan eindelijk van een echt land
schap worden gesproken. Hoewel de zee
er nog binnendringt zijn de schorren toch
ai deel van het land. De begroeiing be
staat uit plantensoorten die hun oor
sprong op het land vinden en in de dieren
wereld treffen we naast enkele typische
zeedieren, vele organismen aan die bij
een doorlopend verblijf in het water zou
den verdrinken. Het geheel vormt een
levensgemeenschap en een landschaps
type dat de basis vormt voor alle zeeuwse
polderlandschappen.
De afkomst van het polderlandschap is
dan ook nog duidelijk te herkennen.
Overal op de zeeuwse eilanden kunnen
we zien dat polders niet anders zijn
dan ingedijkte schorren en op vele
plaatsen ook kunnen we zien dat het be
woonde deel van Zeeland deel uitmaakt
van een estuariumlandschap. Dat blijkt
bijvoorbeeld uit de estuariene land-
schapsvormen in het polderland. Grote
kreken, zoals het Dijkwater, het Ooster-
schenge en de Othenese kreek geven de
loop van oude getijgeulen aan. Bochtige
sloten en zich vertakkende greppels her
inneren aan vroegere schorrekreken. De
ligging van dorpen en wegen op hoge
zandruggen in het polderlandschap
markeert de loop van getijgeulen die
reeds voor de inpoldering met zand wa
ren opgevuld. Het voorkomen van zee
kraal en kluten midden in de polders
wijst er op dat het polderwater nog
steeds relaties onderhoudt met het
water van de estuaria.
Naast deze natuurlijke kentekenen van
het estuariumlandschap wijzen ook de
cultuurvormen van de mens op de in
vloed van de Schelde. Behalve de op
heuvels gelegen dorpen als Ouwerkerk,
Kloetinge en Yerseke en de sphaarse-
overgebleven stellen, tonen vooral de
vele honderden kilometers dijken aan
dat de Schelde nergens ver weg is. De
welen en de inlagen laten bovendien
zien dat de Schelde dezelfde mening
is toegedaan.
Heel Zeeland toont ons aldus een iana
schap dat is gevormd en dat op harmo
nische wijze samenhangt met het Schei
de-estuarium. En niet alleen het land
schap, maar veie aspekten van Zeelarn
hangen samen met de Schelde, ik noen
bijvoorbeeld de gunstige voorwaardei
voor de landbouw, de zondagse belgen
de visrestaurants langs de Schelde, ai
historische weelde van plaatsen als Zie
rikzee, Goes en Middelburg, de na mei
van plaatsen als Krabbendijke, Veere
Arnemuiden, Zuidzande en Hengstdijk
en wat de zeeuwen betreft: Van Dijke
Van der Kreeke en Hollestelle.
Zeeland maakt zich echter van de Schel
de los. In de polders hebben her- en ruil
verkavelingen al bijna alle sporen van de
wordingsgeschiedenis van schorrer
naar polderland uitgewist. Slechts hiei
en daar blijven wat kronkeltjes in eer
klein reservaat gehandhaafd. Nieuwe
wegen trekken zich nauwelijks iets aar
van het oude patroon van kreekruggen
en maken de uit het landschap voortge
komen oude verbindingen in veel geval
len overbodig. Nog steeds verdwijnen
binnengedijkte kreken en inlagen onder
vuilstortplaatsen, worden dijken ge
slecht en worden schorren ingepolderd
voor industrievestiging. Langs de Wes
terschelde wordt, hoe noodzakelijk ook
de grens tussen het land en de Schelde
helaas nadrukkelijker dan ooit aangege
ven door de Deltadijken.
Maar het werkelijke einde van Zee
land als Scheldeland dreigt met de
afsluiting van de Oosterschelde
Reeds hebben we langs Veerse Meer
en Grevelingen kunnen zien dat dit
leidt tot landschappen die soms we
boeiend of interessant zijn, maar die
nauwelijks enige relatie met het
estuarium van de Schelde vertonen
recreatieweiden, bossen met par
keerplaatsen en Flevolandachtige
landbouwbedrijven.
De afsluiting van de Oosterschelde
zou bezegelen dat Zeeland wordt tot
land als alle land: genivelleerd.