„de merrie van de burgemeester heeft gekacheld" 18 van het zand aan de berm. Op die middagen voor de winter zat een ver wachting in de lucht. En toen kwam zij voorbij de smidse. ,,lk had het vuur nog opgepord en ik had de hoef van dat wilde beest van ,,De bocht" in mijn handen en toen zag ik haar aankomen. Ter wijl ze langs kwam schoot het paard me uit de handen, en de vlam sloeg Joris in het gezicht. Hij had zich zo vlug mogelijk over het been van het paard gebogen, waar hij weer vat op gekregen had. Hij riep zijn knecht en gaf, wat hij nooit deed, het paard aan hem over. Joris was wel verbaasd. Bij het winkeltje van Nardus, die brood bakte en snoep verkocht, bleef ze staan, dicht bij huis, bedacht de smid dat Joris alleen in de smidse stond, wat nog nooit gebeurd was." Geen nieuws is het dat iedere roman schrijver of -schrijfster jeugdremi- niscensen heeft in zijn of haar werk. Maar niet altijd zijn ze zo duidelijk aanwijsbaar, meestal zijn ze vermengd met gebeurtenissen en beelden uit het latere leven en de fantasie van het bewuste verhaal. Werkelijk was weer een van die aan trekkelijke gebeurtenissen de komst van de hardloper in een witblauw ge streepte trui. De bellen aan zijn armen en benen rinkelden. Stilstaan bleef hij nooit maar hij bleef zijn benen op de plaats bewegen, ook als hij geld wilde hebben dat ik in zijn muts mocht gooien. En niet te vergeten bleef de doedelzakspeler met het nasale geluid van zijn instrument. Als hij kwam ging ik op het balkon staan en verbeeldde me dat hij apart voor mij speelde. Zo deftig mogelijk boog ik en hij ont ving beneden zijn centjes. De triest heid hiervan ontging mij. Ook kwam er een draaiorgel uit de stad, waar de jeugd achteraan liep de dijk af. Het maakte een tingelend geluid. Mid- denop stond een afbeelding van het slagveld uit de Krimoorlog en Florence Nightingale, die de zieken zocht. Over haar vertelde mijn grootmoeder me. Ze besloot haar verhaal met: „Je vader zorgt ook voor de zieken en je zult eens zien hoe jij nog wordt." Dus gaf ze me op mijn verjaardag „Gouden daden", waar de geschiede nis van Florence Nightingale in stond. Drie jaar oud, met Wanda. Mijn grootmoeder wist heel wel dat ze me moed gaf om iets te worden in de maatschappij, afschoon ze waar schijnlijk niet heeft gedacht dat het schrijfster zou zijn. Al bezat mijn vader een parodiërend schrijftalent. Eens verwerkte hij het scheppingsverhaal, gezien vanuit de medische gezichts hoek, tot een cabaret-voordracht. Een vondst vind ik nog altijd de betiteling van het vijgeblad van Eva als de eerste toepassing van folia uitwendig. Bij mijn grootmoeder speelde ik be halve met de zilveren voorwerpen ook met reukflesjes van blauw en gebloemd porselein, waar heerlijke parfum in kon voor mijn eerste bal. En ik las

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1974 | | pagina 18