ZEEUWS TIJDSCHRIFT JAARGANG 24 WAAR BLEEF DE NEHALENNIA-VERERING? drs. H. J. M. Thiadens MMMSÊêÈÏÊÊË ÊmÊSË mm msmmm: over Nehalennia en Sinte Gertrudis "W Het mondingsgebied van de Schelde in Zeeland stond in de Romeinse tijd in de geur van grote heiligheid. Bekend zijn de tempels, gewijd aan de godin Nehalennia te Domburg en bij Colijns- plaat op het gebied van de gemeente Zierikzee. De Zeeuwse heiligdommen van de lokale inheemse godin bezaten een meer dan plaatselijke betekenis. Haar vérreikende roem dankte de go din aan de doeltreffende bescherming die zij de zeevaart bood: haar tempels lagen aan het begin van een interpro vinciale scheepvaartroute tussen het vasteland en Engeland. Het einde van de tweede en het begin van de derde eeuw waren Nehalennia's vette jaren 1). Op de gevonden wijstenen wordt ze veelal zittend afgebeeld met de attributen: een hond en een mand met vruchten. Zij hoort thuis in de rij van lokale moedergodinnen die de vruchtbaarheid van mens en dier be vorderden en de groei van de gewas sen stimuleerden. De naam Nehalennia is naar alle waar schijnlijkheid een afleiding van Indo- Europees nei-,,leiden". In Zeeland treedt de godin aldus M. Gysseling 2) op als schutsvrouw van de kooplui die de Noordzee bevaren. Zij wordt onder meer voorgesteld met een hand op het roer. Haar naam kan dus geïnterpre teerd worden als „leidster, stuur- vrouw", met andere woorden zij die het schip veilig over zee loodst. Het heiligdom bij Colijnsplaat was aldus J. E. Bogaers 3) tevens de plaats van een belangrijke nederzetting op de noordelijke oever van de Schelde (Ganuenta). Ganuenta komt volgens J. E. Bogaers zeker in aanmerking als mogelijke hoofdplaats of caput van het departement, de civitas van de Frisia- vones. „Het ziet er thans wel naar uit", schrijft prof. J. E. Bogaers4), „dat minstens twee groothandelaren en gemeente raadsleden van Romeins Nijmegen de godin Nehalennia vereerd hebben in haar tempel aan de Schelde bij Colijns plaat. Hilarus, één van hen, zal wel over de Waal, de benedenloop van de Maas en vermoedelijk een tak van de Schelde, de Striene, naar de monding van de Schelde zijn gevaren en van daar naar Gallia en/of Britannia." Wat gebeurt er met de Nehalenniaver- ering na de derde eeuw? We weten dat er grote overstromingen plaatsvonden. De archeologen hebben ook geen con tinuering van de bewoning in Zeeland kunnen aantonen. Is met de transgres sies de Nehalenniacultus verdwenen? Waar is de oorspronkelijke inheemse Zeeuwse bevolking gebleven? We weten het niet. Zou een deel zijn toe vlucht gezocht hebben op de hoge Westbrabantse Schetde-oever? De Westbrabantse steilrand vormde de rechteroever van de Schelde of nog beter de rechteroever van de oude Schelde-Rijn-verbinding (Schelde- Striene). Bij het graven van een tank gracht te Borgvliet kwam er een bron zen bijl te voorschijn uit het begin van de jaartelling. Te Halsteren zijn bewo- ningssporen bekend uit de Ijzertijd. Te Bergen op Zoom aan het schorren- strand ligt de bekende Gertrudisbron. Een dergelijke zoetwaterbron juist daar, waar de Schelde afbuigt van de Brabantse oever zal niet zonder bete kenis kunnen zijn geweest voor de scheepvaart in Romeinse tijd. Via de Schelde-Striene-mondingsgebied van de grote rivieren en de Corbula- gracht kon men zelfs in theorie de Rijngrens (Oude Rijn) bereiken. De ze bron wordt aldus K. Slootmans, oud archivaris van Bergen op Zoom 5), pas laat in de archieven vermeld, in tegen stelling met de St.-Gertrudiskapel waarover al in 1400 wordt gesproken. De ligging van bron en kapel zijn be kend. De kapel was een bedevaarts oord voor de landbouwende bevolking van Borgvliet en het Zuiderkwartier van het Markiezaat, die er op de feest dag van de H. Gertrudis heentrok om haar voorspraak in te roepen ter be scherming van gewas en oogst tegen ongedierte en muizen. Het water uit de bron werd door een vele meters lange goot geleid naar een punt aan de voet van de steilrand waarop de kapel stond. De overlevering brengt de oud ste geschiedenis van Bergen op Zoom in verband met het grondbezit van de heilige abdis Gertrudis van Nijvel (620-653), dochter van Pippijn van Nijvel. Bij Slootmans6) leest men hier over het volgende: „In hoeverre dit (verband leggen) met recht geschiedt is een historisch probleem. De „Vita Geretrudae" geschreven in 690 door een Frankische monnik en een der meest betrouwbare middeleeuwse hei ligenlevens, laat er zich niet over uit. Vast staat, dat St.-Amandus (missiebis schop) tussen 629 en 642 in het gebied van Schelde en Leie het evangelie ver kondigde. Hij (Amandus) zou in op dracht van Geretruda in Bergen een „kapel" hebben gewijd", zo besluiten enkele historici uit een vervalste oor konde. De vervalser heeft dit verhaal niet uitgevonden, verklaarden de me- diaevisten dom Huyben en dr. J. Strac- ke, doch hij heeft ze ten onrechte op Geertruidenberg toegepast." In het ar tikel „De H. Gertrudis van Nijvel" van J. van Mierlo 7) vindt men het volgende „De aanroepingen van haar (Gertru dis) naam verrichtte wonderen (ook al tijdens haar leven). Voor de benodigd heden van het klooster (na de dood van haar moeder werd ze abdis) waren enkele van haar dienaars bij kalm weer uitgevaren op een verre reis, mis schien naar Ierland. Daar zagen ze plots in de verte een reusachtig schip. Naarmate het naderde, zwollen de gol ven als bij een geweldige storm. Nu daagde voor hun ogen een vervaarlijk zeemonster op. In dit levensgevaar rie pen de scheepslieden de naam van hun heidense goden aan, Gertrudis' boden die van de enige ware God. Toen riep één hunner ten aanhoren van allen: ,,Geertruud, help ons, zoals gij beloofd hebt". Bij de derde aanroeping ver dween plots het monster in de diepte en het schip vervolgde zijn weg naar de veilige haven." Lang werd Gertru dis gevierd als een van de meest po pulaire heiligen. Haar roem verspreid de zich ver buiten de grenzen. Zij werd in het bijzonder aangeroepen als de be-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1974 | | pagina 1