DE LINDEBOOM. CULTUUR-HISTORISCH NATUURMONUMENT J. de Ruiter 4 De lindeboom, die men op kruisingen en splitsingen van wegen tegenkomt, geven de grenzen aan van de oude ambachtsheerlijkheden. Deze bewering wordt door iedereen die toevallig de „grenslinde" aanhaalt, klakkeloos over genomen. Reeds enige jaren tracht ik gegevens te verzamelen over deze bijzondere bomen, maar de boekwerken over de Zeeuwse historie geven maar een ma gere oogst te zien. Alleen Smallegange heeft het concreet over lindebomen in zijn beschrijving over het hof „Water vliet" te Heinkenszand. Letterlijk zegt hij: „Op het plein voor aen het Huis staen vier seer sware linde-boomen; die meer dan hondert jaren oud zijn: onder die is een schotsche linde, met noch twee andere van dien aert, eerst in dit land gebracht, door de heer Jacob Valcke, wanneer hy wegens onsen staet in Schotland over den doop had gestaan van den eerst-geboren soon van de Konink Jacobus, eer hij Konink van Groot-Brittannien, Vrankrijk, en Yrland wierd en van dese drie linden zijn alle de Schotsche linden naderhand in dese landen voortgesproten." 1). Een dendrologisch woordenboek deter mineert een Schotse linde als een es doorn. Tussen de regels door is te lezen dat er in Smalleganges tijd veel linden gestaan moeten hebben, maar een nadere indicatie over de betekenis geeft hij niet. Uiteindelijk is het gelukt alle linden te fotograferen en in kaart te brengen. Volgens de inventaris blijkt dat er nog 101 bomen te vinden zijn, die min of meer aan de naam „grens linde" kunnen voldoen 2). Bij bestudering van de gegevens valt op dat de bomen op twee na voorkomen bovenop of tegen het talud van een dijk. Toch blijken de twee uitzonderingen bij nader onderzoek wel een dijk te mar keren. De lindeboom bij Kapelle, op de driesprong van de weg naar het Stomme Kruis en de Kitskinderenweg heeft op een reeds lang vergraven Vijf- zodedijk gestaan, die is opgeworpen om het land na de vernietigende over stroming van 1134 opnieuw terug te winnen. De naam van de in de nabij heid liggende boerderij, „Dijkzicht", geeft een nadere bevestiging hiervan. De tweede boom, op de grens van Nisse en 's-Heer-Abtskerke, zou op de reeds lang verdwenen zelfs bodemkundig niet meer vast te stellen dijk duiden, die eens Nisse behoedde voor een over stroming, waar de rest van de Brede Watering wel onder te lijden had. Deze Huigendijk is de inzet van een proces dat de vroede vaderen van Nisse voer den tegen dijkgraaf Blanxks. Dit jaren lang durende proces werd gevoerd om dat Nisse niet mee wilde betalen in de gemeenschappelijke kosten van het onderhoud van de dijken. Ze hadden een eigen dijk, wat Blanxks schamper deed opmerken dat deze dijk tegen over de echte dijken een omvang had van een „Katte tegens een peerd" 3). Er vallen echter in de inventaris nog meer dingen op. Het belangrijkste is wel dat de meeste bomen juist niet op een ambachtsheerlijke grens staan. Een jarenlang aanvaarde regel is plots niet meer geloofwaardig, zodat naar een nieuwe oplossing moet worden ge zocht. Het uiteindelijk resultaat is dat er vijf groepen kunnen worden ge maakt, waarin alle gevonden bomen kunnen worden ondergebracht. 1. bomen staande op het begin c.q. het eindpunt van een nieuwe be dijking; 2. bomen staande bij de kenmerken van een dijkdoorbraak; 3. bomen staande op een punt waar de weg uit een bewoningskern recht tegen de dijk loopt of deze dijk kruist; 4. bomen, twee staand, halverweqe een dijk; 5. bomen, dieopeenambachtsheerlijke grens staan. Het is niet doenlijk achter deze groepen het aantal bomen te vermelden, aan gezien sommige bomen wel in twee of meer groepen kunnen worden in gedeeld. Louter en alleen de funktie van grenslinde, zoals verschillende Zeeuwse geschiedschrijvers het zich voorstellen, kan niet waar zijn. Noch in de talloze processen over eigen domsgeschillen, noch in ambachts heerlijke rekeningen wordt gewag ge maakt van een lindeboom. Bovendien zouden de oudere kroniekschrijvers, zoals Reigersberg, Boxhorn, Smalle gange of Tirion het geval „grenslinde" moeten hebben gekend en zeker moeten hebben weergegeven. Een van de bekendste groepen bomen, de vier linden te 's-Gravenpolder, is beschreven door J. Ab. Utrecht Dres- selhuis in zijn boekje „Wandelingen door Noord- en Zuid-Beveland4). Dit boekje is uitgegeven in 1832. We moeten stellen dat een lindeboom om een beetje opte vallen als markante boom toch een leeftijd moet hebben tussen de 100 en 150 jaar. Terugrekenend komen we dan op een plantjaar van

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1974 | | pagina 4