Kunstwerk Zeeland in de ruimste zin", zoals het college van gedeputeerde staten het formuleerde. En het college had daarbij een reeks van maatschappe lijke en culturele activiteiten op het oog, uit een lange rij van jaren. Er was om er een aantal te noemen haar lidmaatschap van de raad van Aardenburg, veertig jaar: mevrouw Van den Broecke werd in dit college gekozen in 1923, toen ze zélf nog niet mocht kiezen, omdat de kiesgerechtigde leeftijd toen nog vijfentwintig jaar was. Zij maakte na de oorlog als eerste en enige vrouw deel uit van de Zeeuw se staten, hoorde in 1952 tot de oprichters van wat toen heette de Zeeuwse Culturele Adviesraad en is nog vice-voorzitter van de Zeeuwse Culturele Raad. Zij had vóór de oorlog al landelijke bekendheid als voordrachtskunstenares, ijverde voor kunstzinnige opvoeding en zet te zich de laatste jaren in voor education permanente" ,,Voor haar" schreef de PZC bij de uitreiking van de Zeeuwse prijs ,,gaat het hier om de moderne vormgeving van het werk, dat zij vroeger met zoveel overtuiging in zalen en zaaltjes deed, namelijk meewerken aan de vorming van de medemens"In het laatste nummer van het Zeeuws Tijdschrift van 1972 vatte zij in een interview haar werk op dit terrein kernachtig samen: ledereen heeft talenten, je moet ze ontwikkelen". De voorzitter van de ZCR, mr. J. J. van der Weel zei tijdens de prijsuitreiking over de ontwikkeling in het werk van de nieuwe draagster van de Zeeuwse Prijs: ,,Geen terrein is zo gevoelig voor verandering dan de cultuur. Ik geloof, dat u uzelf blijvend uw plaats in het culturele leven heeft weten te behouden" De publiciteit rond de toekenning van de Zeeuwse prijs aan mevrouw Van den Broecke bracht onder meer aan het licht hoe de laureate de financiële kant van de prijs dui zend gulden wilde bestemmen: ,,Vrij Nederland" noteerde uit haar mond, dat het bedrag zou worden besteed aan haar bij een aanrijding gekneusde Dafje. Een informatie, die mevrouw Van den Broecke wat overdreven vond. Waarom eigenlijk? Het lijkt ons een uiterst honorabele besteding van een prijs voor ver diensten op maatschappelijk en cul tureel terrein. Mag een onderscheidene ook eens iets voor zichzelf? Vlissingen, één van de werkzaamste onder de Zeeuwse steden, heeft zich gerealiseerd dat de mens bij brood alleen niet zal leven. Men heeft zich geworpen op verfraaiing van de bin nenstad. De historische binnenstad moet waar mogelijk worden gereha biliteerd, de vissershaven moet zo mogelijk open blijven, de Walstraat wordt getransformeerd tot promena de door mensen, die niet vinden dat overdaad schaadt ook wel aan geduid als wandelpromenade en nu is er ook al een kunstwerk gekocht. En het siert Vlissingen, dat men ook op dit punt de blik naar die nijverste aller Nederlandse ste den, Rotterdam, heeft gewend. Im mers, de gemeenteraad besloot in maart tot de huur met recht op koop van het beeld dat Wessel Cou- zijn indertijd speciaal voor het Rot terdamse koopvaardijmonument ont wierp, maar dat daar niet werd genomen, omdat men de voorkeur gaf aan ,,De Boeg" van de Italiaan Carasso. Het sculptuur van Couzijn symboliseert de verbondenheid met de zee en met zo'n symboliek kan men uiteraard in Vlissingen zeer goed terecht. Een kunstwerk ,,van allure" werd in de Vlissingse raad gezegd. Eén van de raadsleden voorzag volgens de PZC dat er over het beeld eerst schampere opmerkingen zullen ko men, dat daarna een periode van gewenning" zal intreden en dat men tenslotte het werkstuk in Vlissingen niet meer zal willen missen. Tot die verwachtingen heeft Rotter dam zich nooit kunnen opwerken. Laten we wel zijn.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1974 | | pagina 20