meester mesu en 'n emmer boerejongers 22 kiemen in mijn spons, zodat ik deze niet kon gebruiken om mijn lei schoon te vegen, wat dan weer de ergernis van de meester opwekte. Die blikken spon- zendoos had ik trouwens veel liever dan de witte spanen uit de stad die ik met Sint kreeg, hoewel ik de zeem leren inktlap met een blauw strikje die mijn moeder met kunstige hoekjes ge knipt had, prachtig vond. De meesters speelden een grote rol in het dorpsleven. Meester Mesu bij voorbeeld, de hereboerenzoon, die een lorgnet droeg. Zijn geliefkoosde sport was de jacht op waterwild. Ik zie hem nog met kaplaarzen aan. In de verte hoorde je dan het natrillen van de scho ten over de weiden. Meester Mesu be heerde ook de schoolbibliotheek. Ver tellen kon hij als geen ander. Van en thousiasme kroop ik vaak op de lesse naar van mijn bank of een paar ban ken naar voren, wat oogluikend werd toegestaan. (Voor het begin van deze eeuw met strenge discipline in klassen was meester Mesu dus ongekend mo dern). En juist die beduimelde boeken met ouderwetse en gekleurde platen deden het hem. Ik kon nooit genoeg krijgen van de door groen en bomen omzoomde watervalletjes en beken. Meester van Houten, het hoofd van de school, gaf zanglessen. Op Koninginne dag ging hij vooraan met de stemvork in de hand, wanneer de burgemeester en de dokter (mijn vader) een fanfare gebracht werden, waarnaar wij luister den in de voortuin. Wij kinderen waren dan getooid met oranje sjerpen. De zware vlaggestok (rood met blauw ge schilderd) werd met vlag en wimpel uit het zolderraam gestoken, zodat de oranje wimpel bengelde tot het balkon van mijn balkonkamertje. De vaandel drager van het dorpsfanfarecorps leek mij de sterkste reus. Dezelfde oranje sjerpen droegen we ook op Pinksterdrie, de dag van het ringrijden. De baan werd als de nacht in de dag overging met zand bestrooid. De ruiters wisten bij overlevering hun plaats. In een gespannen stilte volgden de omstanders de vaak wilde ruiters op de versierde paarden tot de ring was gestoken, om dan uit te barsten in een luid zingen van gebruikelijke oude liedjes als: Oepoe, opoe, wat heb je een lange neus, het liekent wel een naaimachine, oepoe mag ik je neus eens zien Leunis, de knecht van onze koetsier, was een held in het ringrijden. Hij kon achterstevoren op zijn paard springen, de ringen in zijn oren (van Leunis wel te verstaan) sprongen lustig mee. De groene en rode papieren rozen in de manen lieten nog genoeg ruimte over dat Leunis zich in die manen vast kon grijpen. Soms reed hij los. De gevers van de prijzen ontkwamen niet aan het jonassen, mijn vader, die een gouden sigarettenpijpje als prijs uitloofde, evenmin. Ook de winnaars werden gejonast. Ze werden dan in de lucht gegooid en feilloos door sterke Helma, oud 1 jaar en 3 maanden met haar vader.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1974 | | pagina 22