REACTIE/REDACTIE
medewerkers De lindeboom op de Zuid-Bevelandse dijken 21
Hans (J. A. M.) Warren, 1 921 Borssele,
woont te Kloetinge. Letterkundig kroni-
keur van de PZC, Van der Hoogtprijs
voor literatuur, Pierre Bayleprijs voor de
kritiek, Zeeuwse Prijs voor kunsten en
wetenschappen. Publiceerde de ge
dichtenbundels Pastorale, In Memoriam
dr. Jac. P. Thijsse, Eiland in de stroom,
Vijf in je oog, Leeuw Lente, Said, Een
Roos van Jericho, Tussen Hybris en
Vergaan, Verzamelde gedichten I,
Schetsen uit het Hongaarse Volksleven,
De Olympos en andere gedichten, De
Olympos, Herakles op de tweesprong
(1974). In voorbereiding: De Vogels
(Thomas Rap, 1 974), De Verre Vriendin
(naar aanleiding van Alain-Fournier,
Den Boer, 1974), Kleine Keuze (Eliance
Pers, 1974) en 't Zelve Anders (Ar
beiderspers, 1 974).
Ornithologie: „Nachtvogels" en vele
vertalingen.
Redacteur van het Zeeuws Tijdschrift.
Met belangstelling las ik het artikel
van J. de Ruiter: De lindeboom, een
cultuur-historisch natuurmonument
(1). Met J. de Ruiter ben ik het
eens, dat de lindeboom die men op
kruisingen en splitsingen van wegen
tegenkomt niet louter en alleen de
functie van grenslinde vervulde. De
meeste door hem onderzochte bo
men stonden immers juist niet op
een ambachtsheerlijke grens. J. de
Ruiter zocht naar een andere functie
en meent deze gevonden te hebben
in de functie van bescherming bren
gend symbool. Hij ziet in de so
litaire linde op de dijk een oud
volksgebruik, gestoeld op het geloof
in Freya, de godin van de liefde en
het huiselijk geluk, die 'belichaamd'
werd in een lindeboom. Dit gebruik
zou ook terug te vinden zijn in het
planten van bescherming brengende
linden aan de oprijlaan van een
boerderij. Geheel zeker is hij hier
toch niet over, omdat wij aan het ein
de van het artikel de academische vraag
tegenkomen: 'Waarom zijn ze geplant?'
99 van de 101 lindebomen, die J. de
Ruiter fotografeerde kwamen voor
bovenop of tegen het talud van een
dijk. De twee overige bleken bij
nader onderzoek een dijk te marke
ren. Zolang het moderne verkeer
zich niet had ontwikkeld en men
met vrij smalle wegen kon volstaan
zijn mijns inziens de dijkwegen de
voornaamste verbindingen ondanks
de vaak grote omwegen, die men
zich moest getroosten. Woonde men
in een polder dan was de weg over
de dijk dé verkeersader bij uitstek.
De drie foto's, die men vindt in het
artikel van J. de Ruiter geven een
solitaire linde weer op de dijk bij
een kruising of splitsing. Zij staan
model voor de overige. De lindebo
men op de dijken bij kruisingen of
splitsingen vervullen mijns inziens
de functie van een verkeersbord of
teken. Hoog boven het vlakke pol
derlandschap markeren ze immers
van verre de aansluiting op een
doorgaande route. In de avond en
nacht of bij slechte weersomstandig
heden zijn het bakens, waarschu
wingstekens of als men wil herken
ningstekens.
Naast deze functie(s) konden ze te
vens betekenis krijgen als ontmoe
tingspunt. (Men sprak er met iemand
af; men kwam er bijeen om te spre
ken over bijvoorbeeld dijkonderhoud
misschien was het tevens zo nu en
dan de plaats voor een primitieve
rechtsbedeling; allerlei keuren (ver
ordeningen) kon men er op aanplak
ken). Vindt men een linde op een
dijk bij een gedicht gat dan denk ik
niet meteen aan een linde als be
schermingssymbool maar eerder aan
een linde, die men geplant heeft om
een naderende kromming in de dijk
weg aan te geven, omdat na een
dijkdoorbraak de nieuwe dijk veelal
om het diepe spoelgat heen loopt.
De linde is een markante boom, die
men blijkbaar ook buiten de be
bouwde kom heeft weten te gebrui
ken als inrichtingselement met vele
functies: grensfuncie, ontmoetings
plaats, verkeersbord, waarschuwings
teken, ter oriëntering en 'aanplak
zuil.'
Drs. H. J. M. Thiadens