van conflict naar compromis? 8 maire afsluiting, de blokkendam en de stormvloedkering. Er bestaat eni ge twijfel over de doorlaatcapaciteit van een blokkendam. De Commissie heeft dat punt onderkend en voorge steld om betonnen kokers (cais sons) of open gedeelten (met een drempel) in de blokkendam op te nemen. Het is voorshands nog niet duidelijk of indien een hoog per centage grote openingen in de blok kendam gemaakt wordt de ver houding tussen d mping van het normale getij (tot 1,8 m bij Yerse- ke) enerzijds en de reductie van de stormvloedstanden (met 0,7 0,8 m in het oostelijk gebied) anderzijds zich wijzigt. Ook de doorlatendheid van de blokkendam kan (volgens de Commissie) na langere tijd afnemen door aanzanding en/of aangroeiing. Meer nog dan over de blokkendam is er een vaagheid over de vorm, de afmetingen, de plaats en de gevolgen van een stormvloedkering. Het is zonder meer duidelijk dat een stormvloedkering van grote afmetin gen een gecompliceerd werk is. Met recht wordt er van een uitda ging aan het vernuft en de kennis van Rijkswaterstaat gesproken. Voorlopig wordt gedacht aan de bouw op het werkeiland tussen de Roompot en de Schaar van Roggen- plaat. Voor de bouw op zich lijkt de plaats gunstig. Problemen ontstaan waarschijnlijk eveneens na afloop van de bouw, namelijk wanneer de stormvloedkering daadwerkelijk gaat functioneren. Het huidige stel sel van platen en geulen in dat deel van de Oosterschelde zal dan gron dig veranderen. Voor een deel zal dat kunstmatig gebeuren: er moeten toevoergeulen naar de stormvloedke ring gegraven worden. Voor een an der deel zal de natuur zelf zijn gang gaan. In de loop van de tijd zal het hele patroon zich wijzigen. Geulen en platen zullen verdwijnen, nieuwe zullen zich vormen. Hoe snel, en in welke configuratie een nieuwe toe stand zich zal instellen valt niet goed te voorzien. Het laboratorium onderzoek aan modellen met een bewegende bodem is voor dergelijke situaties momenteel nog niet ver genoeg ontwikkeld. Op verschillende andere punten kan het wijzigen van het geulenstelsel nog gevolgen heb ben. Met name valt te denken aan de scheepvaart en aan de bodemflo ra en -fauna (op de platen). Een tijdlang zal er een zeer dynamisch regime heersen in een deel van de Oosterschelde. De vraag komt dan weer haast vanzelf naar voren of het toch niet mogelijk zou zijn de stormvloedkering voor een deel te situeren in (of aan de rand van) bestaande geulen. Het is buiten kijf dat er nog veel en fundamenteel onderzoek zal moeten plaats vinden eer er water stroomt door een stormvloedkering in de Oosterschelde. Evenmin bestaat er mijns inziens twijfel aan de kwali teiten van de Nederlandse water bouwkundigen, die bij o.a. de Rijks waterstaat werkzaam zijn. Dat geeft alle vertrouwen in een gunstige af loop van de studies. Ondanks alle opmerkingen en kri tiek, die voor een goed deel van secundair belang zijn en ondanks de vele studies die nog (op vrij korte termijn) verricht zullen moeten worden, kan men vertrouwen heb ben in de weg die nu aangegeven is. De voorstellen van de Commissie Oosterschelde zijn naar mijn mening ook al zijn er nog veel vragen de moeite waard om uitgevoerd te worden: mijn hulde voor de onaf hankelijke en snelle werkwijze van de Commissie, mijn bewondering voor het resultaat. —r1

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1974 | | pagina 8