dries polle
15
Vechtlustig waren ze niet, maar als ze
eenmaal bezig waren, viel hun opmars
moeilijk te stuiten. Ze sneuvelden, niet
allen, wél veel.
Was het roomse vervoering, vroomheid
die dreef? Was er iets bij van avontuur,
het achternalopen van de generale held
Charette? Was het geweerkolven
zwaaiende zouavenmonstrum Pieter de
Jong (van Lutjebroek) een wervende
factor? En is er wellicht iets bij geweest
van stiekeme trots om het uitheemse
uniform dat ingewisseld kon worden
tegen het bombazijn waar de zware
lucht van juun en rammenas maar
moeilijk uit te krijgen was?
Of speelde op de achtergrond mis
schien ook het economisch element
mee: ééntje in Rome, ééntje minder
aan tafel, de tijden waren hard.
Ik - historicus noch socioloog - zal
het voor het gemak maar optellen, van
alles wat. Ik word daarin gesterkt door
de wetenschap dat - één generatie
later - dezelfde families zonen voor
Amerika leveren, pioniers heet dat hier,
zwarte Zeeuwtjes op zoek naar avon
tuur en nu eindelijk eens een echte
boterham. Ze blijven arm en de prairie
vraagt een nog hardere aanpak dan de
polder: ze laten zich wél fotograferen,
wat schrieltjes in hun nieuwe-wereld
pakken, filet americain onder enorme
stetsons.
De soldaten van de paus zijn allen al
jaren dood, de Amerikanen vormen hier
en daar in keurig onderhouden be
jaardentehuizen nog een weemoeds-
kern. Van de eersten wordt nog met
eerbied gezegd dat ze „voe de paus"
gediend hebben, de laatsten beginnen
elk gesprek met „as ik in Amerika was".
Verder is het stil en rustig, de tijd ver
teert.