dries polle 17 Andries Polfliet. van heb ik, zelfs in mijn blauwe toogje, nooit mogen beleven al was het er af en toe zéér dichtbij. Ik heb overgrootvader Dries nooit zelf zo gezien. Hij werd begraven op de dag dat ik geboren ben, een wat zenuwach tige dag voor mijn vader die - naar passend gebruik - te lieke was. Ze hebben hem, in die tijd dat de roomse huizen rammelden van de rozenhoedjes, begraven met al zijn zouavenspulletjes erbij, zijn kepi, zijn harembroek en de loden pijp met de pauselijke buil. Een, letterlijk, afgesloten periode. Zijn medaille heb ik, de jonge Dries, gekre gen. Als schooljongen liep ik zo over 't durp, een gevlamd stukje goed met een grote Pio Nono eraan. Het kleurig lint sleet en op het laatst ging de verere- merking van de slag bij Mentana overal mee aan een zwarte schoenveter om de nek: van ridder tot commandeur. Als de andere jongens vroegen - en dat deden ze - „Wa's dat?", wist ik niet meer te zeggen dan „Een gröote cent van de paus". Die cent zou nu een daal der zijn, maar ze is verloren, in een zandbak, aan het strand of langs de dul- ve bie 't meulenaers vangen. Andries Polfliet moest eens weten, zoals hij eigenlijkookzou behoren te weten dat de boerengeneratie na hem het kraaienist als hoofddeksel verving door de Garibal di, zeg maar harrebal li. De tijd is genadig en doet het hem niet aan. Dat is goed en jammer: ik zou hem graag even danken voor mijn naam en ook voor de redding die zijn status - en daarmee mijn hooggeachte afkomst - eens bracht toen mijn al te springerig gedrag in de strenge, deftige franse kloostergangen die een deel van mijn jeugd hebben be paald, niet langer getolereerd kon wor den en ik met wegzending werd be dreigd. Dat feest ging niet door, dank zij de cent van de paus, de plaats in de processie en de gekliefde schedels van de garibaldisten. Een afgesloten periode? Soms niet. (Charles Strijd fotografeerde in het Nederlands Zouavenmuseum te Oudenbosch).

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1974 | | pagina 17