jan antiek
9
zouden zij het best bewaard gebleven
gedeelte dier kerk af doen breken en
daardoor een groot deel der Abdij
gebouwen onmogelijk maken." Het zijn
deze argumenten die Frederiks ge
bruikt in een gedrukt schrijven van de
oudheidkundige Commissie uit het
Zeeuwsch Genootschap der Weten
schappen van 30 december 1902. Hij
is daarvan secretaris, voorzitter is
jhr. mr. A. van Reigersberg Versluijs.
De zaak haalt de landelijke pers. Op
23 januari 1903 bericht de NCR dat
kerkvoogden de gemeenteraad hebben
meegedeeld dat zij voornemens zijn de
Kloosterkerk te doen afbreken. B en
W hebben besloten de hulp van de re
gering in te roepen om afbraak te
voorkomen. Op 21 februari 1903 kan
Frederiks schrijven (vermoedelijk aan
een ambtenaar op binnenlandse zaken)
dat kerkvoogden en notabelen be
sloten hebben geen uitvoering te geven
aan hun besluit tot het afbreken der
Koorkerk. Zij stellen 5000,be
schikbaar voor de restauratie der ge
welven. Frederiks krijgt de opdracht
een ontwerp voor die restauratie te
maken. Hij deelt verder mee dat hij
enige dagen naar Frankfort, Hanno
ver en Berlijn gaat. ,,Te Hannover
moet ik een particuliere collectie gaan
taxeeren, die vermoedelijk te koop is.
Ik zal bisonder er op letten of er ook
iets voor een onzer musea aanwezig
is."
Dat uitkijken voor andere musea en
particulieren heeft Frederiks steeds
gedaan. Molhuijsen wijst er op in een
herdenkingsartikel in Oude Kunst toen
de architect 80 jaar werd. Vooral
volkskunst en kunstnijverheid waar
voor in die tijd nog weinig belang
stelling was, hadden zijn aandacht. Hij
zag kans om van die prutsen, zoals
hij die noemde, series bijeen te bren
gen van eetgerei, verlichtingsvoor-
werpen, oude sitzen, instrumentjes,
hoekbeslagen, sleutels enz. Hij had
grote interesse voor tentoonstellingen.
Het is niet te boud Frederiks als de
ziel van twee grote Zeeuwse tentoon
stellingen te kenschetsen, die van oude
koperwerken in 1904 en die van oud
goud- en zilverwerk in 1906. De ten
toonstelling van Dinanderies werd ge
houden door de Vereeniging tot be
vordering van het Vreemdelingen
verkeer in Walcheren, maar Frederiks
was de secretaris van de commissie
van voorbereiding en inrichting even
als van de expositie van 1906. Men
hoeft de catalogi van beide tentoon
stellingen maar door te bladeren om
te constateren dat Jan Antiek zijn
naam eer aan begon te doen. Zijn col
lectie van antieke voorwerpen moet
reeds aanzienlijk zijn geweest.
Intussen waren de werkzaamheden
aan de abdij te Middelburg tot een
eind gekomen. Een goed eind. Frede
riks had gebruik gemaakt van wat uit
de oorspronkelijke bouw nog deugde
lijk bleek. De restaurateur, of liever
de bouwmeester, zegt er zelf over dat
hierdoor het algemeen aanzicht der
der gebouwen beter in overeenstem
ming bleef met de gedeelten, die nog
intact waren gebleven. Veel van het
geen toen is vernieuwd, is veroordeeld
als stijlimitatie. Het zij zo, maar de op
vattingen over restauratie wijzigden
zich steeds, ook nu.
In het adresboek van 1907 van Middel-
Restauratie - Frederiks 1900.