de westerschelde, zeearm en scheepvaart 1 Wielingen de grootste diepte en was daardoor de hoofdgeul. Door bagger- werken in het Scheur, door België sinds 1962 uitgevoerd, is dit thans de voor naamste toegang. Vooral de laatste jaren zijn hier enorme baggerwerken uitge voerd; in 1972 7 miljoen m3, het dubbele van de daaraan voorafgaande twee jaren, die reeds een vergroting betekende ten opzichte van de daaraan voorafgaande jaren en in 1973 zelfs 11 miljoen m3, maar daarmede is dan ook de voorlopige streef- diepte van 105 dm onder g.l.l.w.s. (ge- middeld-laag-laag-water-spring) bereikt. Het is duidelijk dat, willen diepgaande schepen Antwerpen bereiken, zij door het grote getijverschil zoveel mogelijk profijt moeten trekken van de top van de vloed golf. Deze verplaatst zich bij gemiddeld getij met een snelheid van ongeveer 37 km/uur landinwaarts. Aangezien de snel heid der schepen, ook als men rekening houdt met de plaatselijke stroomsnel- heden, minder bedraagt en de schepen via de vaargeul een langere weg moeten ne men, dan de vloedgolf neemt en boven dien in de Zandvlietsluis bij Antwerpen moeten liggen, voordat het water reeds te veel is gevallen, moeten zij, willen zij in één tij naar Antwerpen opvaren, reeds 1

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1974 | | pagina 11