OUD
WALCHERS
J. C. van Schagen
de oosterschelde, canisvliet en de natuur
30
van Zeeland stonden zelfs enige tijd per
soonlijk borg voor de f 45.000,— die de
noodoplossing vergde.
Die actualiteit rond een klein, maar boei
end natuurgebied was voor de Terneuzen-
se journalist W. H. van den Dool de aan
leiding voor een boekje: „Canisvliet, een
grensgeval", waarmee de Middelburgse
drukkerij en uitgeverij G. W. den Boer een
nieuwe „Zeelandreeks" opende. Men
mag met nadruk zeggen, dat de gebeurte
nissen van 1972 en 1973 voor Van den
Dool de aanleiding vormden om het boek
je te schrijven: hij beperkt zich er geens
zins toe. Het werkje informeert de lezer
uitvoerig over de geschiedenis van Canis
vliet en over eerdere bedreigingen van het
bestaan, over de veelzijdige, belangwek
kende vogelstand en het pleit in het afslui
tende hoofdstuk „Houden wat we heb
ben" voor „een verfijnd beheer, geba
seerd op deskundige waarneming en af
weging van belangen".
De Oosterschelde en Canisvliet zijn in
beide hier gesignaleerde werkjes vooral
van de kant van de natuurbescherming
belicht. De beschouwingen zijn zeer lees
baar, maar men zou uit deze twee werkjes
wèl de indruk kunnen overhouden, dat za
ken de natuur betreffend het best kunnen
worden opgediend via grote, brede blad
zijden tekst. Er is vast een lay-out samen
te stellen, die wat sterker tot lezen noodt.
In de „Oosterschelde" wordt de tekst
veelvuldig onderbroken door illustraties,
in „Canisvliet" staan slechts een handvol
- sfeervolle - foto's van Wim Riemens en
enkele tekeningen ter verluchting van de
blokken tekst. Maar wie in „de natuurlijke
rijkdom" van Zeeland is geïnteresseerd
hoeft zich daardoor niet te laten weerhou
den. Integendeel: beide werkjes zijn bij
zonder informatief.
De Oosterschelde en Canisvliet. De ach
tergronden van beider probleemstelling
verschillen, maar hebben niettemin raak
vlakken.
Van den Dool pleit bij Canisvliet voor een
verfijnd, evenwichtig beheer.
En wie het kleine niet eert
Zo is het.
C.
„Oosterschelde, pleidooi voor veilig voortbe
staan", uitgave Zeeuws Coördinatieorgaan voor
Natuur-, Landschaps- en Milieubescherming. Déar
ook te verkrijgen, prijs f 12,50.
„Canisvliet, een grensgeval", W. H. van den Dool,
uitgave Den Boer, Middelburg, prijs f 8,90.
Jan /engelse en zijn Vrouwe lagen in de bedstee te overleggen. Het was het gewone slag
boerekotje - één kamer en tegen het keukentje aan de achterkant had je dan twee bedste
den. Met een diepe kast ertussen, die de spinde heette. Rechts van de spinde was de bed
stee van Jan en z'n Wuuf, links lag Sentiene, de dochter, in het keukentje had je het
zoldergat met de ladder. Zo kwam je op het zoldertje, waar Siemen sliep, die de zoon was.
Zo was de nachtelijke orde. Het was zaterdagnacht en dan heeft een mens eens wat ruim
te voor een beetje vertier. Wat Jan en Vrouwe bezighield, was hun veertigjarige bruiloft
binnenkort. Ze hadden het altijd goed met mekaar kunnen vinden en het moest een feeste
worden, dat het klapte! Het werd lekker gezellig zo in de bedstee, ze werden er glad warm
van en zo kwam het, dat Moeder /engelse, een beetje ondeugend, nog eens even in ge
dachten bracht, dat het eigenlijk een moetertje was geweest, en of Jan dat nog wei wist?
Jawèj wissendonders en öffie het nog allemaal wist! Maar Jan had er veel grootmoedigs
overheen te zeggen en dat was dat dan en ze moesten nu maar op één oor gaan liggen om
te slapen - niéts daarvan! in de bijbehorende stilte komt namelijk de benauwde stem van
Sentiene, dat ze het gehoord had en dat ze het dan nu metéén maar zeggen wou, dat het
met haar en Louw van Willem Platje óók zo stond! Ze had er niet eerder mee durven
komen - ,,wèl mieters!" valt Vader Jan in, ,,wat bin dèt vo' mannieren! Hadden ze
pod do me nie' beterop kunne' passé" - enfin, en nóg zo 'teen en 'tander, maar dan wint
de grootmoedigheid het alweer, hij sakkert nog wat en besluit vervolgens, dat ze dan
meteen maar trouwen moeten en dan zal het één Grote Feeste worden! Dat was dan óók
weer dat en nu wou hij waarachtig wei eens gaan slapen. Maar alwéér komt er niets van.
Want nu komt er een boodschap van 't zoldertje, van Siemen - a/s ze nu tóch bezig waren
de leien schoon te poesse', dan had hij ook nog wat in het midden te brengen. Alsdat hij
met Jikke van Foezeltje uut de Lange weg van Spruut óók in dat schuitje zat - DA T was
Vader Jan te véél! Hij springt uit de bedstee en dondert naar zolder dat het ,,noe 'es klaer
moe' weze'! Siemetje mostz'n aesem maer 'es evetjes op'oue" en veertien dagen later
trouwen. Jan Het zich geen twéé feesten tegelijk uit zijn poten slaan!