ZEEUWS
JAARGANG 24
nummer 5 -1974
HERINNERINGEN AAN MES
H|P
1899-1974
Onder de jongere intimi werd Mes de
Richelieu van Zeeland genoemd. Zo'n
kenschets komt meestal intuïtief tot
stand. Achteraf vraag je je dan af waar zij
raak is en waar ze mank gaat en dat ge
beurt dan helaas te vaak pas bij het ver
scheiden. Het meest treffend is de verge
lijking in de hoedanigheid van „meester
der diplomatie", in het binnen- en in het
buitenland. Intra-Zeeuws vereiste het pro
vinciale beleid evenwichtskunst, tussen
de eilanden, de politieke en geloofsrich
tingen, de maatschappelijke en econo
mische sectoren. In de na oorlogse poli
tiek was dit toch wel iets nieuws. Immers
door de enorme communicatie-verbete
ringen maakten uiterlijke raakvlakken
plaats voor overlappingen. Plaatselijk is dit
altijd zo geweest, in groter aardkundig
verband was het een doorbraak. Had
vroeger de landbouw zich ooit met de in
dustrie bemoeid? Het prille begin van een
Zeeuwse cultuurpolitiek verdrong dat van
het totale „Nut". Twee voorbeelden
slechts uit vele. In dat klimaat was een
Mes nodig om te kunnen opereren. Ook
tegenover Den Haag met zijn sterk articu
lerende bedrijvigheid, dus naar buiten,
was een nieuwe diplomatie nodig én meer
interne eenheid. Het was daarbij een voor
deel dat deze rooms-katholieke Middel
burger die getogen is op Zuid-Beveland
met gemak het geestesoog op Zeeuwsch-
Vlaanderen richtte. De gemiddelde Mid
delburgse regent zou zoiets minder ge
makkelijk gelegen hebben.
Tot de instrumenten van „de kardinaal"
behoorde een flinke dosis geslepenheid,
waarbij adviezen zowel elkaar konden ver
sterken als compenseren. In het laatste
geval bleef de ambtelijke klacht lang hoor
baar. Maar in het totale beleid overwoog
dan toch het belang van Zeeland. Voor de
ware adviseur is dit prettig werken, omdat
hem toch de ruimte voor beïnvloeding ge
geven is. Maar bij dergelijke solistische
bestuurderen moet hij dan op dezelfde
golflengte zien te komen en de bijstelling
vergt tijd. Bestuurder en adviseur onder
gaan een wederzijdse vorming. Het was
bij Mes althans mijn ervaring.
„Mes en Zeeland" heet het eenvoudige
liber amicorum dat zijn collega's, mede
werkers en vrienden hem aanboden bij zijn
afscheid als gedeputeerde in 1966. Mes en
dan: als burgemeester van Heinkenszand,
als Tweede Kamerlid, als lid van het Colle
ge van Rijksbemiddelaars. Cultureel: als
voorzitter van de Zeeuwse Culturele Raad,
van de bibliotheekcommissie, van het
Zeeuwse Studiefonds, van de Zeeuwse
Museumstichting en van de Plancommis
sie. Economie: voorzitter van de corpora
tie Het Veerse Meer, van het ETI, van de
Grondkamer, van waterleidingmaatschap
pij en eerste vice-voorzitter van de Herver
kavelingscommissie Zeeland. Verder nog
voorzitter van de Provinciale Schoon
heidscommissie, van de commissie huis
houdelijke voorlichting ten plattelande in
Zeeland, van de provinciale commissie
voor de gemeentelijke herindeling, van de
Provinciale Raad voor de Volksgezond
heid, van de Vereniging voor ziekenhuis-
verpleging op de Bevelanden. Het is niet
alles, maar wel de grootste greep. De
meeste functies heeft hij lang bekleed,
dus gelijktijdig. Met zijn zwaarwegende
bestuurlijke stem kunnen er geen sinecu
res bij geweest zijn.
Met een weergave van zijn werk is al veel
van zijn karakter aangegeven, maar toch
is het beeld nog te abstract. Als retouches
op dit portret maken zijn opgewektheid
ondanks hardnekkige lichamelijke handi
caps zijn openheid en toegankelijkheid
voor mensen met als tegenhanger zijn
geslotenheid als bestuurder zijn voor
keur als een rots voor beknoptheid te mid
den van een stroom aan informatie dat
bereik levendiger. Een man met veel char
me en van weinig woorden, maar met een
groot receptievermogen, dit dan in intel
lectuele en in representatieve zin. In dit
laatste aspect is de wijnkenner en gour
met besloten, en ook zijn grote mildheid.
Ook zijn humor was mild. Ik herinner me
een nacht na de ramp in 1953 dat we niet
terugkonden van Schouwen-Duiveland.
Wij hebben hem doorgebracht, bespren
keld met goede wijn het zal een Meur-
sault geweest zijn of een Moulin Vent of
een of andere Ponilly wij, zijn jongere
vrienden van de provincie. Een van ons
kon goed imiteren en bootste gedepu
teerden na, allereerst Mes zelf. Zijn hand
is veelvuldig van het middel naar de borst
snel omhoog gebracht, ook als wij later de
herinnering opbrachten. Ik herinner mij
met ontroering hoe hij een jaar of vier ge
leden mijn zoontje met een rijke gift aan
postzegels bedeelde, omdat hij redenen
had zich verwant te voelen met onze
gezinstoestand.
Toen ruim een jaar geleden zijn bewonde
renswaardige vrouw hem voorgoed verliet
bleef hij met groot verdriet achter maar
toch strijdend voor elke tijdsspanne die
hem nog gegund kon zijn. Hier mag dan
wel zijn, hun gedienstige Maatje met ere
vermeld worden. Zij heeft zijn laatste tijds
bestek, zich zelf wegcijferend, koesterend
begeleid.
Wij nemen met eerbied afscheid van deze
singuliere man. Van het eerste uur af heeft
hij op de tweede bladzij van het Zeeuws
Tijdschrift dat hem zeer na lag als
bestuurslid vermeld gestaan. Deze herin
nering is nu verdwenen, niet die van een
man die Zeeland in vele opzichten de weg
heeft gewezen.
M. C. Verburg