DOCTOR HENDRIKA C. M. GHIJSEN 1884 - 22 november - 1974 M. P. de Bruin Leeft gezond, blymoedig en gezegend" Het motto van Betje Wolff is afkomstig van het slot van de algemene voorrede van haar grote gedicht „Walcheren" (nieuwe uitgaaf 1784), een eeuw voor de geboorte van de negentigjarige. Hoe ge zond, blijmoedig en gezegend is dit leven nog steeds. Aan het einde van haar bijdrage aan de verzamelbundel Boeket voor Betje en Aagje" (1954) schrijft Ghijsen dat de syn these van Wolff en Deken's leven, de rea liteit ervan, ligt in het direct levende van hun mens- en vrouw zijn. Waar ligt het geheim van hun invloed? In het wilskrach tige van hun levensbeschouwing, in de bereidheid zich open te stellen voor het heden en door de gaven van geest en hart uit te dragen tot allen met wie zij in aanraking kwamen. Wanneer wij het in het enkelvoud zeggen, geeft mevrouw Ghijsen ongewild een portret van haar zelf. Wij kunnen helemaal de slotzin onder schrijven, maar ook weer in enkelvoud en op haar toegepast, dat bij een bezoek aan „tante" Rika „zij haar gezelschap dubbel waard is". De dag voor haar verjaardag is zij naar het concert van het Zeeuws orkest geweest, natuurlijk voor de muziek die zij haar hele leven trouw is gebleven, maar ook om de geheel vernieuwde Middelburgse Con cert- en Gehoorzaal te zien. Zij heeft heel de geschiedenis van de „oude", in 1896 ingewijde Concertzaal meegemaakt en beschreven. Er werd een damescomité voor het orgelfonds opgericht en een van de soirée's ten bate van het fonds is onuit wisbaar in haar herinnering gegrift: de op voering van Mozart's Figaro's Hochzeit in mei 1901, waarin mevrouw Cleuver en dr. Van der Kamp de hoofdrollen vervulden. Voor hoeve/en van ons nog school kinderen, maar door de Zangschool reeds in de sfeer van ,,de Zangvereeniging" le vend, en trotsch op ,,onze concertzaal" was het de eerste groote opera, die we zagen. En wij kenden allen die meespeel den, oudere meisjes van onze school, oudere broers of zusters van onze vrien dinnen, misschien wel onze moeders, onze vaders, onze leeraars. Ja, zelfs tra den een paar jongens en meisjes van onzen leeftijd, zij het zwijgend, als lakeien en pages van den graaf Almaviva op. Schoolkind, maar op het gymnasium, nog een uitzondering rond de eeuwwisseling. Als gymnasiaste ging men niet dezelfde weg naar school en naar huis als de jon gens, dat werd nu eenmaal niet gedaan. Verder naar Leiden om letteren te stude ren, weer een uitzondering. De Zeeuwse meisjes die dit deden waren aan de vin gers van een hand te tellen. Het is tekenend voor de sfeer ten huize van de Ghijsens: vooruitstrevend en ver draagzaam, de geest van het Fabian- socialisme waarde er rond. Vader Ghijsen was in de meest goede zin van het woord een self-made man. Hoe hij heeft moeten vechten voor een positie, spreekt uit de brieven die hij schrijft over zijn werk aan de kanaalwerken op Walcheren rond 1870, brieven door zijn dochter uitge geven. Ghijsen en Wibaut waren later beiden directeur van de houthandel Al berts. Beiden vervuld van het socialisme, maar hoe anders was hun signatuur. Wi baut zocht het, volgens zijn toch wel heerszuchtige natuur, in de politiek. Ghij sen zocht het in de omgeving, in zijn werk voor „liefdadige" doeleinden, maar niet in de sfeer van de soepuitdeling, maar prak tisch in voeding voor de kinderen, in bi bliotheekwerk, kortom in alles wat het volk kon verheffen. Hoe gemakkelijk kan een beschermd le ven, gesteund door genegenheid en ma teriële middelen, leiden tot een zekere mate van gemakzucht als de studie is af gesloten. Maar met Betje Wolff voor ogen, zich verdiepend in dit rijke leven, is Aan het strand te Domburg ca. 1903 (links R. Ghijsen). één van haar levenswegen bepaald. Ir 1919 promoveert zij te Leiden cum laudt op het onderwerpBetje Wolff in verbant met het geestelijk leven van haar tijd, Rika, drie jaar oud.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1974 | | pagina 11