bezwaard gemoed in zeeland 5 Al met al is het daarom ook weer niet zo verwonderlijk dat patiënten met een zware endogene depressie, bijvoorbeeld de echte melancholie, dikwijls dit definitieve falen, het tekortschieten met name ook voor wat betreft de godsdienstige over tuiging, op een onthullende wijze laten zien. De patiënt beleeft dan in de de pressie op een beangstigende wijze de noem het beslissende nederlaag". Dit is dan het beeld van de zwaarmoedig heid als ernstige ziekte waarin het „defi nitief verloren" zijn, ook in godsdienstig opzicht als een primaire beleving over heerst met daarnaast het ziekelijk besef dat men ook in dit ondermaanse op welk gebied dan ook volledig heeft gefaald, In een dergelijke depressie is niet alleen dat gene dat altijd al werd gevreesd voor de patiënt tot een realiteit geworden maar evenzeer is er een religieuze decompen- satie waardoor ook de godsdienstig be paalde vrees, bijvoorbeeld in de vorm van de angst voor het definitief verloren zijn, tot een pathologische realiteit is ge worden. Het valt dikwijls op dat dit type patiënten ook achteraf het ziek zijn in de reli gieuze sfeer blijven beleven, bijvoorbeeld de patiënt die vertelt dat hij in de depressie geen „verhoring" meer ervoer maar dit wel weer verkreeg na zijn herstel. Het zijn vooral deze patiënten die in hun prae-depressieve geaardheid ais het ware gevangen zijn in een diep gefundeerde faalangst, iets wat dus mede dikwijls be paald lijkt door de religieuze instelling. Dit a/les kan in relatie worden gebracht met deze typische vorm van Calvinistische levensopvatting waarin dus eveneens doorklinkt het besef van falen, het besef nimmer datgene te kunnen doen wat we zenlijk van zichzelf geëist zou moeten worden en voorts iets is wat èn door het godsdienstige principe èn door de Calvi nistische leefregels wordt opgelegd. Gelet op het merkwaardige vastgelegd zijn van deze karaktertrekken in de prae-de- pressieve geaardheid, de zogenaamde statothymie, is het wel opvallend dat ook in deze vorm van Calvinistische levens opvatting prevaleert het pregnante, het gefixeerde, het zonder toestaan van twijfel vaststaande van deze opvattin gen. Een dergelijk soort overtuiging wordt als het ware in eerste aanleg systematisch en ook traditioneel vastgelegd. Dit neemt echter niet weg dat in tweede instantie toch kan ontstaan de ook in deze situaties niet weg te denken menselijke twijfel, met name dus over de mogelijke persoonlijke honorering van een en ander. Terzijde kan opgemerkt worden dat een dergelijke structuur toch wel essentieel anders is dan de noem het fundamentele existentiële twijfel die zijn plaats heeft ge vonden in de „nieuwe religie", bijvoor beeld in navolging van Bonhoeffer. Hoe men de kenmerken van dit prae-de- pressieve karakter ook evalueert, het staat toch wel vast dat er verband bestaat tus sen deze geaardheid en het optreden van ernstige psychiatrische aandoeningen. Ook uit het oogpunt van preventie zou gesteld kunnen worden dat die factoren die wellicht mede het ontstaan van een dergelijke karakterstructuur in de hand kunnen werken, nader geanalyseerd moe ten worden. Dit houdt dus onder meer in dat de in dit kader geschetste aspecten van de, noem het „nader reformatorische levenshouding", toch ook wel als risico factoren voor wat betreft de geestelijke gezondheid moeten worden beschouwd. Eigenlijk is het merkwaardig dat van psy chiatrische zijde dit soort kritische opmer kingen weinig aan de orde zijn geweest. Dit is des te opvallender aangezien juist in het praktische psychiatrische werk dit soort problemen welke de patiënt dikwijls benauwen en beangstigen, betrekkelijk frequent worden gezien. Anderzijds zijn er zowel van historische alsmede van sociologische zijde vele kri tische kanttekeningen bij de hier aange- duidde Calvinistische levenshouding ge plaatst. Een kritiek met als ondertoon het signaleren van de soms riskante machts strevingen welke inherent kunnen zijn aan het Calvinistische systeem. Bouman (1938) wees op de sociaal-psy chologische aspecten van het Calvinisme. Volgens hem ontleenden zij die tot het Calvinisme overgingen, aan de leer van Calvijn, veel van hun persoonlijke geslo tenheid en zakelijke nuchterheid, hun agressief initiatief nemen en hun rationeel doelmatig handelen. Volgens Bouman heeft het Calvinisme, aldus, een diep gaande invloed uitgeoefend op zowel het Westeuropese alsmede het Amerikaanse volkskarakter. Echter, volgens deze auteur, betekende de praedestinatieleer in feite toch ook wel de heerschappij der be genadigden, „zo beschouwd schiep het theologische dogma een aristocratisch politieke overtuiging". Sociaal-psychologisch gezien ontstond er, aldus Bouman, een gevoel van tegen strijdigheid tussen individualisme en ge meenschapsideaal. Anders gezegd: met name door deze verweving van maat schappijstructuur en geloofsleer in engere zin, werd de mens als het ware voort durend onder druk gezet; gedwongen voortdurend hoge eisen aan zichzelf te stellen maar tegelijkertijd diende hij te be seffen dat zijn lot uiteindelijk hierdoor ook weer niet bepaald kon worden. Uiteinde lijk bleef de invloed op bijvoorbeeld de eigen uitverkiezing iets wat de mens nim mer vergund zal zijn. Eeuwenlang bleef dit „decretum horribile" onaantastbaar. Psychologisch gezien lijkt het waarschijn lijk dat door dit merkwaardige dubbel aspect, enerzijds het besef er is „geen loon naar werken", anderzijds de nood zaak van voortdurend te moeten preste ren, dit een situatie inhield waardoor een voortdurende angst, c.q. bestaansangst werd geïnduceerd. Het kwalijke risico van een dergelijke geloofsleer is het gevaar dat God een Wezen wordt door Wie de nietig heid van de mens wordt benadrukt, of a fortiori een wezen dat het op het verderf van de mensheid heeft toegelegd. Voor wat betreft de intermenselijke verhoudin gen kan dit dus ontaarden tot een in een geloofsleer verhulde machtsbehoefte, dit dus in de vorm van een soort indirecte „heerschappij door de angst". In een dergelijke structuur lijkt godsdienst zeker geen „opium voor het volk", eerder het tegendeel: niet angst wegnemend, maar angst inducerend. Dat vanuit de leer van Calvijn veel waarde wordt gehecht aan de persoonlijke ge wetensbeslissing lijkt, gezien vanuit dit soort structuren, meer schijn dan wezen. Het persoonlijke geweten valt in een der gelijke denktrant namelijk niet samen met de eerste voorwaarde daartoe, de echte persoonlijke vrijheid, een persoonlijke vrij heid waarvan de essentie a priori door sommige interpretaties van het Calvinisme lijkt te zijn uitgebannen. Dit laatste vormt wellicht de achtergrond van de bekende uitspraak van Erasmus welke inhield dat hij geen wezenlijk ver schil zag tussen de Calvinistische vrijheid van meningsuiting en de werkwijze van de Rooms-Katholieke curie. Dat ook in Nederland vanaf het begin van de reformatie het riskante van dit soort machtsprincipes werd onderkend is dui delijk te zien aan het reeds vroeg ontstane conflict tussen de verdraagzamen en de intoleranten, de „preciezen", bij wie een op een Calvinistische levensopvatting ge fundeerde machtsbehoefte de boventoon

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1974 | | pagina 5