REBELLIE OP SINT-PHILIPSLAND
Mr. A. C. van Empe38
Honderd jaar geleden om precies te zijn
van 11 tot 19 maart 1875 moest het Pro
vinciaal Gerechtshof van Zeeland zich
bezig houden met een zaak betreffende
een rebellie op Sint Philipsland. Niet min
der dan 33 inwonenden van die plaats wa
ren gedagvaard ter zake van het misdrijf
van „rebellie met meer dan twintig perso
nen". Als vier en dertigste verdachte stond
terecht de burgemeester, F.W.S. von
Staedel, aan wie medeplichtigheid aan het
genoemde misdrijf werd ten laste gelegd,
terwijl hij als openbaar ambtenaar uit de
aard van zijn functie verplicht was daar
tegen te waken.
De aanleiding tot deze rebellie was een on
enigheid in de familie Everaars. Mevrouw
de weduwe Everaars, geboren Grooten-
boer, had op 17 februari 1874 van de
Rechtbank te Zierikzee een vonnis gekre
gen, volgens hetwelk de te Sint Philipsland
wonende gezusters A.M. en T.H. Everaars
het door hen bewoonde huis zouden moe
ten ontruimen. Aangezien de dames niet
van zins waren om vrijwillig aan dat vonnis
te voldoen, begaf de deurwaarder van
Elsacker te Tholen zich in de vroege och
tend van 11 juni 1874 naar Sint Philipsland,
alwaar hij de assistentie requireerde van de
brigadier der Rij ksveldwacht Van der Horst
en de rijksveldwachter Aarts. Aan het ver
zoek om ook een handje te helpen kon de
gemeenteveldwachter Boogaard niet vol
doen, naar hij zeide, omdat de burgemees
ter het hem verbood.
Het drietal begaf zich naar de woning van
de dames Everaars, die op de sommatie
van de deurwaarder verklaarden eerst de
burgemeesterte willen spreken. Terzelfder
tijd kwam bericht, dat de burgemeester de
deurwaarder wenste te spreken. Deze
bleek daaraan evenwel geen boodschap te
hebben en ving met de ontruiming aan,
toen de burgemeester ten tonele ver
scheen „in zeer toornige, vergramde en
driftige stemming" en verklaarde „dat hij
zodanige barbaarse handeling noch hier,
noch in Indië, ooit had vernomen
Die burgemeester was een merkwaardige
man. Hij was een zoon van een luitenant
kolonel der dragonders, had de Belgische
veldtocht meegemaakt, waarvoor hij met
het metalen kruis was vereerd, en was ver
volgens naar Indië gegaan. Nadat hij daar
gedurende een aantal jaren onderwijzer te
Meester Cornelis was geweest, keerde hij
naar Nederland terug en werd burgemees
ter van Sint Philipsland. Zo hij gemeend
mocht hebben nu de rest zijner dagen in
rust en vrede te kunnen slijten, dan kwam
hij bedrogen uit. Volgens de berichten be
stond de gemeenschap ter plaatse uitslui
tend uit schatrij ken en straatarmen en aan
gezien de burgemeester veelal de zij der der
laatstgenoemden placht te kiezen, lag hij
voortdurend met zijn gemeenteraad over-
koop. Een petitie van ingezetenen aan de
Commissaris des Konings om van de bur
gemeester te worden verlost, liep op niets
uit nadat een door Gedeputeerde Staten
ingestelde commissie van onderzoek de
burgemeester volledig in het gelijk had ge
steld, maar daarmede was de rust in de ge
meente geenszins weergekeerd.
Nu gelastte hij de deurwaarder om de exe
cutie te staken en de leden van de Rijks-
veldwacht om de woning te verlaten. Dit
strookte echter niet met de mening van de
deurwaarder, die de spullen uit de woning
begon te slepen. Inmiddels had zich al wat
volk bij de woning verzameld; Geensen,
Moeliker en van Bloois waren de voorman
nen, die het de deurwaarder het lastigst
maakten en zich niet ontzagen handtaste
lijk te worden. Van Elsacker liet zich even
wei niet uit het veld slaan en had spoedig
de goederen uit de benedenverdieping ver-
wijderd. Daarop begaven de burgemees
ter, de deurwaarder en de rijksveldwach
ters zich naar een bovenkamer, waar de
benarde gezusters Everaars zich ophiel
den. De burgemeester gelastte de mannen
het hoofd te ontbloten en sprak vervolgens
plechtig „in naam des Konings vraag ik U,
of gijlieden de woning wilt verlaten". Het
antwoord van de dames was negatief,
waarop de burgemeester, zich tot de deur
waarder wendend, verklaarde: „Ik heb
mijn plicht gedaan; ik gelast U nu de meis
jes eruit te zetten". Aangezien eerst nog
een mangel aan de beurt kwam, kon de
deurwaarder niet aanstonds aan dit bevel
gevolg geven en intussen had zich bene
den het rumoer verder ontwikkeld en was
men begonnen de meubilaire goederen der
dames weer naar binnen te dragen. De
stemming was daarbij opperbest, want
inmiddels had de herbergier en logement
houder Kosten aanleiding gevonden om
zij n deur te sluiten, nadat hij op kosten van
een zwager van de meisjes Everaars zeven
flessen jenever had uitgeschonken om het
volk een borrel te geven. Dit werd overi
gens voor de burgemeester het kritieke
moment: niet alleen verklaarde de deur-