er onder en er op
60
ben de vloeden van de 16e eeuw ons ook
geleerd dat de waterbouwkundige tech
niek vooruitgang heeft geboekt. Vierling,
de bekende dijkgraaf en waterbouwkun
dige uit de noordwesthoek van Brabant
heeft ons dit duidelijk gemaakt. Zijn
„Tractaet van dyckagie" is maar ten dele
tot ons gekomen, voldoende evenwel om
duidelijk te maken hoe men de gevolgen
van stormvloeden en stroomaanval met
nieuwe middelen teweer kon gaan. Zijn
naam is ons, hoewel het tractaat in 1920
werd uitgegeven, na 1953 steeds meer
bekend geworden vooral ook door toe
doen van dr. ir. Johan van Veen, die zulk
een belangrijke functie bij de voorberei
ding van het Deltaplan en begin van uit
voering heeft vervuld. Vierling is de man
die steeds weer hamert op bekwaamheid
en ervaring bij bestuurders en arbeiders.
Hij heeft geen scheldwoorden genoeg om
baantjesgasten en knoeiers te gispen. De
man, die voor ons gevoel moderne me
thoden aangeeft voor het dichten van
dijkgaten, heeft zo'n bekendheid gekre
gen dat zijn werk twee jaar geleden op
nieuw is uitgegeven.
Er onder en er op. Aan het einde van de
16e eeuw gaat men opnieuw beginnen het
verloren terrein te herwinnen. In 1598 de
Oud-Noord-Bevelandpolder, in 1599 de
polder Stavenisse, een gebied dat verlo
ren ging in 1509. Ook aan de oostzijde van
Zuid-Beveland kwam het tot landaanwin
ning. Na 1590 was het met Zeeland voor
uit gegaan. Handel en visserij, nering en
bedrijven boden een voorspoedig beeld.
Zeeland kwam er boven op. Wij hebben er
steeds op gewezen en doen het nog
maals. Ga de tapijten bekijken in het
Zeeuws Museum, die de Staten van Zee
land hebben doen vervaardigen om de
overwinning op de Spanjaarden in de ja
ren zeventig van de 16e eeuw in beeld te
brengen. Zij zijn besteld in diezelfde jaren
negentig. Door duizend gevaren omringd
en toch met vertrouwen in de toekomst.
Valerius' Gedenck-clanck legt getuigenis
af van het geloof dat het niet ligt in eigen
kracht, de meeste liederen getuigen ervan
dat het alleen kon met hulp van God.
Gottschalk leert met haar omvangrijke
werk dat een kritisch onderzoek van bron
nen en literatuur broodnodig was. Telkens
toont zij aan dat ook de meest betrouw
bare schrijvers steekjes of steken hebben
laten vallen. Wie met onderwerpen als
overstromingen en bedijkingen te maken
heeft gehad, weet maar al te goed hoe
dikwijls auteurs elkaar tegenspreken. Het
is geen opgewekt onderwerp dat zij be
handelt maar op de uitdagingen van de
stormvloeden en rivieroverstromingen is
het antwoord van de mens gevolgd. Niet
altijd met succes, denk aan Reimerswaal,
maar moedgevend vanwege de veer
kracht en vernuft van de mens en meestal
van de anonieme mens.
,,Het is waar, elke tijd laat in de over
levering meer sporen na van zijn leed dan
van zijn geluk", om tot Huizinga terug te
keren. Letterlijke sporen in het landschap
met zijn wielen en bochtige dijken, de
plaatsen waar de stormvloeden wreed
toesloegen. Maar ook andere sporen, de
pest die bijvoorbeeld te Zierikzee honder
den doden opeiste, de wreedheid van de
troebelen na 1570, de branden, die het
toch al zo gehavende Reimerswaal trof
fen. Wat voorde 15e eeuw gold, kan men
ook zeggen voor het 16e-eeuwse Zeeland:
leven en wereld werden niet luid gepre
zen. Toch gaan ook de sombere tinten
aan het begin van de 17e eeuw veran
deren in schilder- en dichtkunst en laten
wij de bouwkunst niet vergeten.
<§>t. Stuiten 3Unbt obcrblocpbcn/ fomnnge polbcrré cnbe tie
iigcheubjacrfotiniecbciii/ niact ijct tabs heit# bnecbaebacbec
bebcrfrljr. -
'tïanbt banbcr Cïjolcu rtibc ontrent ^rïjerpcnifTc ober bïoepbèt
mccbe/ cnbc bic brjchen Ui.rrcn (eer g{jcb?oórhen inner fpréerben
ho?t£ bacr nacïncbcr gljcniaecht cnbc gljrrrpnrccrt.
Sn't llonbt tuin 23oj|TeIcn Uuclcft acn Siuprbebf ïnnt bebnrht ré
obcrblocpbcn ter fclbcr tijbt fcjs p2orI)icn/ btc ben gfydjclcn Ginter
bleben uptenbeiub2.ü.bcnbc/ obermtóré tie grooie gromtynrchfe-
ICn.
pbüipptréHanbt oberbloepbe niebr/ cnbe bic Dychen iuaren foo
feer gljcrainponeei t bat 'tUonbt ben gljeljcclcu JUinter itpt cnbe in
bleefb2tjoenbe«
Kroniek van Reygersberch, druk 1634.
de uitgeweezenOnder dit rommelen en dwerfdry ven van 't menfchelyk
gcflaght oover hoop,vermengden zich noch de plaaghcn des heemels. Ten
eerften daaghe in Slaghtmaandt ftak een ftorm op uit den NoorcUvefte,
die dat deel des Occaansgefwollen door de Springvloedt der nieuwe
Nlaanc teeghens de ftranden van Ooft en Nederlandtmet zoo fel een bul
deren aanjoegh, dat weenigh dyken oft ftuyzcn,daarmen zich teeghen zulk
geweldt, meê vvaapent, den ftoot konden uitftaan. De Noordtzee, Zeekêr,
heeft meenighmaalsvan ouwdscl' aangegrenfde geweften met gelyken
inval ooverrompelt, en ongemeete ftreeken aardtboodems, met kerken efi
dorpen, verflondenMaar van alle rampen, geleeden, by mans gedenken,
door woeden van waater,is deeze de zwaarfte, beyd'in fchrik,en infchaa'de
geweeft; houdende't onweeder aan, twee etmaalen langMeeriighte van
menfehen in 't bedde verraftzyn gedempt door de baarenVan bedien,
opftal oft in de weyden verdronken; moerighe landen van een gereetéft,
met huyzen met al van hunne plaatfcn verfteepten elders aangezetIn
zulk een' krachtdat het een zwaare kift van yzer omfmcctDe Zeemv-
fche cylandenniet tceghenftaande de fterkte hunner zeeburghenwer
den aan vcrfcheyden' oorden fchendelyk getroffen daar oover de drie-
duyzent perfoonen ghefneuvelt zyn; heel Zaftingcn weghgefleeptMaar
P. C. Hoofts Zesde Boek der Nederlandsche Historiën; beschrijving vloed 1570.