de zesde toren van de st. willibrorduskerk te hulst 115
nen al gauw verschillen van die van de
meerderheid van de Rijkscommissie voor
de Monumentenzorg. Zoals in casu ook
het geval was. Gezien de gang van zaken
in dezelfde periode bij de Abdijtoren in
Middelburg is het aannemelijk dat de
Rijkscommissie geen bezwaar zou hebben
gehad in het geval van Hulst mee te den
ken in de richting van tenminste één van-
de inzenders van de eerste, besloten prijs
vraag.
Met de keuze van de jury is de filosofie"
in het geding van het te vervaardigen ont
werp. Men kan namelijk, zoals hiervoor
opgemerkt, verschillende kanten uit: re
constructie van de vorige of een voor
vorige spits, aangepaste historiserende
stylering of eigentijdse vormgeving, om
drie hoofdzaken te noemen. De voor Hulst
benoemde jury had een uitgesproken me
ning, als volgt een keer geformuleerd: hij
mikte op ,,het beste dat in deze tijd zou
worden geconcipieerd"; naar eigentijdse
inzichten wel te verstaan, met dien ver
stande dat oorspronkelijkheid en durf"
niet mochten ontaarden in onbeheerste
overmoed". Het zuivere uitgangspunt is:
zich losmaken van historische stijlperio
den. Het spreekt vanzelf dat een anders
samengestelde jury er een andere filosofie
op na had kunnen houden en dan tot
andere beoordelingsresultaten zou zijn ge
komen.
Ook de kwestie van de aanpassing van de
nieuwe toren aan de oude kerk wordt be
paald door de keuze van de jury. Na
tuurlijk wil iedereen een verantwoord sa
mengaan van de te bouwen toren en de
bestaande kerk. Maar welke argumenten
gelden? Het valt te verwachten dat mo
derne" architecten redeneren vanuit een
vormgevoel vooral bepaald door, als ik het
zo noemen mag,moderne" interpretatie
van het oude gebouw, uitgangspunten
ontleend aan eigentijdse inzichten. Zij
Dezelfde toren na de oorlogsverwoesting op het einde van de tweede wereldoorlog.