HET MONUMENTENJAAR EN DE WEDEROPBOUW
Future for our Past" Ir. H. Klarenbeek
Nu wij het Monumentenjaar 1975 vieren,
is het goed terug te zien op de periode van
wederopbouw na de tweede wereldoor
log. Beide gebeurtenissen hebben een
versterkte aandacht voor ons monumen-
tenbezit gemeen. In het bijzonder waar
het gaat om de wijze van samengaan van
oude en nieuwe gebouwen.
Bij de wederopbouw zag de Nederlandse
bevolking zich geplaatst voor de vraag
hoe de door oorlogsgeweld ontstane bres
sen in onze historische dorps- en stads
kernen opgevuld moesten worden. De ge
heel of ten dele gespaarde monumenten
vormden daarbij een gegeven, evenals de
vaste wil deze monumenten in de toe
komst te laten funktioneren in een zinvolle
samenhang met de nieuw gebouwde om-
-ïjeving.
In het kader van het monumentenjaar
M 75 wordt eveneens de funktie van het
monument in de gebouwde omgeving van
vandaag en morgen centraal gesteld.
Als lid van één van de ter voorbereiding
van het monumentenjaar ingestelde werk
groepen, de stedebouwkundige werk
groep H, wil ik van de geboden gelegen
heid gebruik maken verslag uit te brengen
van gesprekken die binnen deze werk
groep zijn gevoerd met betrekking tot bo
vengenoemd onderwerp, om daarna in te
gaan op gelijksoortige problemen in de
wederopbouwperiode. Daarbij zal ik mij
beperken tot de wederopbouw van Mid
delburg, omdat ik daar zelf intensief bij
betrokken ben geweest.
De studie in de werkgroep H is gestart
binnen het kader van de meegekregen op
dracht tot het aan de orde stellen van de
vraag, in hoeverre moderne architektuur
en stedebouw bij noodzakelijke inweving
in een oude omgeving, kunnen bijdragen
tot behoud en herstel van de funkties van
onze monumenten
De werkgroep H bestond aanvankelijk uit.
vijf leden, later aangevuld met een zesde,
vertegenwoordigers van de vakgebieden
stedebouw, architektuur, stadsvernieu
wing, architektuurgeschiedenis en public
-relations.
Na een periode van wederzijdse verken
ning concentreerden de gespreksdeelne
mers zich op de feitelijke opdracht. En
daarbij in de eerste plaats op de betekenis
van de in het kader van M 75 gelanceerde
zinspreuk ,,een toekomst voor ons ver
leden". Deze zinspreuk houdt de ver
onderstelling in dat er niet zonder meer
onder het verleden een streep wordt gezet
als onder een afgedane zaak. Integendeel,
dat verleden zal dan nog een toekomst
hebben, met andere woorden: het zal op
de een of andere manier herkenbaar bij
ons blijven en zelfs een funktie uitoefenen
in en met betrekking tot die toekomst.
Toegepast op de gebouwde erfenis van
het verleden, de monumenten, betekent
dit, dat deze nog een rol in het heden en
de toekomst zullen spelen. De uitdrukking
,,een rol spelen" houdt in dat de monu
menten niet in museale afzondering apart
gezet worden, uitsluitend als objekt van
studie of toeristische attraktie. Ze moeten
blijven funktioneren. En dat, terwijl ze
onder bescherming staan van de Monu
mentenwet, die onder meer bepaalt dat
een monument in het algemeen niet ver
anderd mag worden. Het leven gaat door
en vraagt voortdurend om aanpassing en
vernieuwing. Dit geldt voor alle kaders,
waarin dit leven zich afspeelt, behalve
voor de monumenten, die veroordeeld zijn
om te blijven zoals ze waren op het mo
ment dat ze in bescherming genomen
werden. Dit lijkt een onmogelijke zaak.
Het bouwkundig verval kan met tech
nische middelen worden tegengegaan.
Ook dat kan weliswaar al een niet gering
probleem zijn, maar een veel groter pro
bleem is dat ze zinvol in gebruik moeten
blijven. Want het buiten gebruik zijn of
een niet passend gebruik doet de waarde
van het monument grotendeels verloren
gaan. In dit verband is een vergelijking te
maken met oude mensen. Ook zij vormen
de band die het verleden met het heden en
- via ons met de toekomst verbindt.
Ook ten aanzien van oude mensen heeft
de gemeenschap de neiging ze gezamen
lijk apart te zetten. Dat heeft allerlei voor
delen op materieel gebied. Maar het zou
veel beter zijn als oude mensen op de een
of andere manier zouden kunnen blijven
funktioneren onder ons. Voor henzelf en
voor de jongeren.
Dit is al zo vaak van deskundige zijde
betoogd, dat deze stelling hier geen nade
re toelichting behoeft. Niettemin gebeurt
het in onze maatschappij zelden. De reden
daarvan is ondermeer gelegen in het feit
dat de wederzijdse aanpassing die dan
wel nodig is nogal wat respekt en op
offeringsgezindheid vraagt. Eigenschap
pen, waarmee onze welvaartsmaatschap
pij niet rijk gezegend is. Om dezelfde re
den valt het behoorlijk omgaan met de
gebouwde vertegenwoordigers van het
verleden ons lastig. Omdat ze ons in we
zen vreemd zijn. Dat laatste vindt zijn oor
zaak in het feit dat de monumenten in de
tijd van hun ontstaan gewone gebruiks
artikelen waren. Dit geldt in het biezonder
voor de historische oude woonhuizen.
Men had ze destijds nodig en het was de
gewoonste zaak van de wereld, dat ze ge
bouwd werden in de bouwstijl van hun
tijd, en verbouwd werden als dat gewenst
was. Die verbouwingen en wijzigingen
droegen op hun beurt het stempel van de
op dat moment in zwang zijnde bouwstijl,
zodat vele monumenten vooral de
steeds aan wijziging onderhevige woon
huizen de sporen vertonen van een hele
reeks geschiedkundige ingrepen. Nu de
monumenten in hun huidige staat zijn be
schermd, waardoor het geleidelijk veran
deringsproces kunstmatig is gestopt, ont
staat het gevaar dat ze een zelfstandig
leven gaan leiden en niet meer op dezelfde
wijze als vroeger ten dienste staan van het
dagelijks gebruik.
De laatste jaren is bovendien de opvatting
ontstaan, dat monumenten hun waarde
verliezen, wanneer ze uit hun omgeving
worden geïsoleerd. Met andere woorden:
monumenten funktioneren pas in de kon
tekst van hun omgeving. Het begrip be
schermd stads- en dorpsgezicht" heeft
zijn intrede gedaan. Meer en meer strekt
de invloed van het monumentenbestand
zich uit over het omringende gebied.
Monumentenzorg is voor sommigen tot
een belijdenis geworden. Vanuit deze in
stelling wordt wel gepoogd ook de om
geving van monumenten zo autentiek mo
gelijk te herstellen, in het biezonder, wan
neer zich daarvoor de gelegenheid voor
doet. Die gelegenheid doet zich voor, tel
kenmale wanneer door verval en afbraak
van niet-historische gebouwen openingen
in overigens historische gevelwanden ont
staan of wanneer er grote gaten zijn ge
vallen door welke oorzaak dan ook
in historische stads- of dorpskernen, de
zogenaamde „kaalslaggebieden".
De voorvechters van de autentieke om
geving hebben de neiging op de openge
vallen plaatsen zo historisch mogelijke ko
pieën te herbouwen van architektuur,
stammend uit dezelfde tijd als de omrin
gende monumenten en zij zullen daar ook
de plaveisels, straatprofielen enz. bij aan
willen passen. Zij hebben daarvoor het
goede argument, dat op die manier de
eenheid versterkt wordt van de indruk die
het geheel op de beschouwer maakt, zó
dat het verleden zo herkenbaar mogelijk
bij ons blijft.