het monumentenjaar en de wederopbouw 91 Anderen daarentegen stellen zich heel wat vrijmoediger op. Akkoord, zij zullen de monumenten zo mogelijk met eerbied be handelen. Maar voor het overige wensen zij zich door het verleden niet te laten be knotten in wat zij zich van het leven voor stellen. Zij zullen in het geval van de open- gekomen plaatsen een eigentijdse archi- tektuur voorstaan. Modern, zonder restriktie of aanpassing. Ook zij beschik ken over een goed argument. Wanneer men een als aangenaam ervaren oud stadsdeel nauwkeurig bekijkt, zal het op vallen hoeveel bouwstijlen en architek- tuuropvattingen daar soms dooreen- gemengd zijn. Welnu, zeggen zij, waarom zou aan dat geleidelijk proces van invullen en eigentijds vernieuwen nu plotseling een halt toegeroepen moeten worden? Wat let ons om op onze eigen manier voort te gaan zoals vroegere geslachten dat ook deden? En inderdaad moet worden toege geven dat een uitgetekende straatwand van een oude stad soms de wonderlijkste aanblik biedt, van een zodanige schijnbare disharmonie dat men nog wel eens naar die straat teruggaat om te kijken of het werkelijk zo is. En om zich af te vragen waarom niemand dat niet eerder was op gevallen. Tenslotte is er de groep van degenen, voor wie de eerstgenoemde instelling te dogmatisch en de tweede te vrijmoedig is. Het gaat hun in de meeste gevallen te ver om oude architektuur te kopiëren, doch zij vinden aan de andere kant dat het niet aangaat modern en oud zonder meer en onverhoeds met elkaar te konfronteren. Zij menen dat voor die konfrontatie op zijn minst regels gesteld moeten worden. In het zojuist gebruikte voorbeeld van het samengaan van oude en jonge mensen zou daarvoor de term: gedragsregels ge bruikt worden. Wanneer deze gedrags regels niet globaal in acht worden geno men dan gaat de een aan de ander kapot. De werkgroep H heeft zich uitvoerig be ziggehouden met deze gedragsregels, met name of er regels op te stellen zijn voor een samengaan van oude en moderne ge bouwen zonder wederzijdse frustratie en zo ja, hoe die regels dan moeten luiden. Hetzelfde probleem doet zich voor bij het opstellen van bebouwingsvoorschriften ten behoeve van bestemmingsplannen. Een dergelijk complex probleem wordt het gemakkelijkst benaderd vanuit de uiter sten: wat kan in ieder geval niet en wat kan in ieder geval wel? In de praktijk van het werken met bebouwingsvoorschriften blijken er geen nauwkeurig sluitende re gels te zijn, althans geen regels die de garantie bieden voor een goed resultaat. Dit heeft twee oorzaken. De eerste is ge woonlijk, dat de opstellers van de regels niet alle mogelijkheden overzien en ze nog minder goed onder woorden kunnen brengen. De tweede oorzaak is, dat het nieuwe bouwen in een oude omgeving een grote zorgvuldigheid en een zekere onbevangenheid van de betrokkenen vraagt; boven alles de intentie om enorm goed te luisteren naar wat die plek met deze bestemming in juist die omgeving vraagt. En deze geestelijke instelling kan niet in regels worden vastgelegd. Het is een kwestie van mentaliteit. Een mentaliteit, waarmee het uiteindelijke resultaat staat of valt. Daarbij is onder „uiteindelijk resultaat" te verstaan het re sultaat na enige jaren en niet vlak na de eerste oplevering. De werkgroep is zich bewust geworden van het feit, dat de architektonische kwa liteit van bijna alle nieuwbouw en zeker van die in de veel moeilijker opgave van een oud stadsgebied in feite bepaald wordt door de ekonomie van het haalbare en de toevallige inhoud van de op dat moment van kracht zijnde subsidierege ling. Het zal dus in de eerste plaats nodig zijn dat een subsidieregeling tot stand komt, waardoor het op de juiste wijze in voegen van een nieuwe in een oude be bouwing mogelijk wordt gemaakt. Voorts is de werkgroep van mening dat een men taliteitsverbetering mogelijk is. Uit diverse gesprekken met vertegenwoordigers van de behoudende, de progressieve en de daar-tussen-in liggende richting is geble ken dat reeds veel gewonnen zou zijn wanneer deze groepen in onderling ge sprek kwamen en eens even de pen of het potlood lieten rusten om naar elkaar te luisteren. De werkgroep is bezig op beide genoemde fronten aktiviteiten te ontplooien. Een eerste tweedaagse konfrontatie met ver tegenwoordigers van de verschillende richtingen heeft reeds plaats gehad en met een bemoedigend resultaat. Sinds dien zijn ook een filosoof en een socioloog aan de werkgroep toegevoegd, omdat ge bleken is dat zij bij het analyseren en zui ver stellen van de problemen goede dien sten kunnen bewijzen. De werkgroep heeft daarmee het oor spronkelijk plan tot het uitschrijven van een prijsvraag laten varen. Vanuit de erva ring dat een prijsvraag slechts een zoveel ste abstrakte bijdrage tot het probleem zou leveren. Meer heil wordt op het ogen blik gezien in het diskussiëren aan de hand van konkrete, dus gebouwde voorbeel den. Bij voorkeur aan de hand van voor beelden die er al geruime tijd staan en dus de eerste onwennigheid van het al te nieu we verloren hebben. En die voorbeelden zijn er te over, in binnen- en buitenland. En zelfs van alle drie de hierboven ge noemde richtingen. Nu mag ook duidelijk zijn, waarom in dit artikel een verband wordt gelegd tussen de werkzaamheden in het kader van het monumentenjaar en die tijdens de weder opbouw van na 1940. Immers de weder- opbouwresultaten staan er reeds dertig jaar en de problemen van toen waren geen andere dan die van nu. De verschillen la gen alleen in het tempo zowel in het ontstaan van de bressen als in het opvul len daarvan en in de bes/issingsstruk- tuur een Algemeen Gemachtigde voor de Wederopbouw in plaats van een gede- mokratiseerd apparaat. Middelburg Ik zal thans trachten enige lijnen van nu naar toen door te trekken en beperk mij, zoals gezegd, daarbij tot de wederopbouw van Middelburg. Het feit, dat de verwoesting zo onver wacht en plotseling plaats vond had aan leiding kunnen zijn tot een verslagenheid, die verlammend had gewerkt op de direk- te wil tot herstel. Het tegendeel is echter het geval geweest. Waarschijnlijk het feit dat de slag werd toegebracht door een ge meenschappelijke vijand, gekombineerd met de algemeen aanwezige vitale wil tot overleven, gaf vleugels aan het op gang komen van een organisatie voor de we deropbouw. Op 17 mei werd het stadshart verwoest. Op 12 juni werd door het kollege van bur gemeester en wethouders een tamelijk ge detailleerd voorstel tot wederopbouw aan de Raad voorgelegd. De daarvoor beno digde gelden werden op 7 augustus door de Raad pro memorie in de gemeente begroting opgenomen. Op 19 augustus werden de eerste woningen aanbesteed. Alles in 1940, onder druk van een onvoor stelbare chaos en onder ongehoord moei lijke omstandigheden! Op 6 november van datzelfde jaar werd de „Stichting Her bouw Middelburg" door de gemeenteraad in het leven geroepen om de ontelbare stedebouwkundige, administratief-juri-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1975 | | pagina 3