het monumentenjaar en de wederopbouw
92
dische, financiële, architektonische en
daarmee samenhangende menselijke pro
blemen het hoofd te bieden en te koördi-
neren. Over al deze problemen wil ik het
nu niet hebben. Zij zijn uitvoerig beschre
ven in het in 1945 bij Den Boer uitgegeven
dagboek van mr. M. W. G. van der Veur:
Middelburg in oor/ogs- en bezettings
jaren
Waarop ik hier wèl wil ingaan, juist in
vergelijking met hetgeen ons in werkgroep
H zo heeft beziggehouden, is de manier
waarop en de mentaliteit waarmee men
toen aan het verleden een toekomst heeft
willen geven.
Ik ben er zeker van dat voor de meeste
zo niet alle Middelburgers vaststond
dat hun geliefde stad zo ongeschonden
mogelijk moest herrijzen. Ongeschonden
in die zin, dat de binnenstad zich ook in de
toekomst weer zou manifesteren als één
samenhangend geheel, waarin de vele be
waard gebleven of te restaureren monu
menten net zo goed of zelfs beter tot hun
recht zouden komen als vóór de verwoes
ting. Dat daarbij niet is gegrepen naar de
methode van steen-voor-steen-herbouw
of wederopbouw in historische stijlen, zo
als bij zoveel buitenlandse voorbeelden, is
eigenlijk verwonderlijk. Bij mijn weten is
die mogelijkheid zelfs niet eens serieus
overwogen. Integendeel, men is de ver
antwoordelijke taak met een zekere vrij
moedigheid tegemoet getreden. Om te
beginnen bij het stratenplan.
In hoofdzaak had men drie motieven om
het bestaande patroon van straten in het
stadshart te wijzigen. Het eerste was een
estetisch-stedebouwkundig motief. Het
oude Middelburgse stadsbeeld was zeer
gesloten, verrassende doorkijkjes waren
er wel, maar men moest ze zoeken. De
belangrijkste openbare monumenten, het
Stadhuis en het Abdijcomplex kwamen
niet erg voordelig uit: het Stadhuis was
uitsluitend frontaal te bekijken en het Ab
dijcomplex lag besloten binnen het stads
hart. Men heeft met de verlegging van de
Markt en de Lange Burg beide als be
zwaarlijk gevoelde situaties willen ophef
fen.
Het tweede motief was van verkeerstech
nische aard. Nu de Langedelft, een deel
van de Noordstraat en de Sint-Pieters-
straat toch herbouwd moesten worden
meende men die smalle straten, deel uit
makend van wat een city-ring genoemd
zou kunnen worden, wel wat breder te
kunnen maken, evenals de Segeerstraat
als aan- en afvoer naar de ring.
Het derde motief beoogde de historische
lokalisatie van de Burcht waaraan Middel
burg zijn naam te danken heeft, visueel te
aksentueren. Daartoe zijn het Walplein,
de Burggang en de Lombardstraat binnen
de struktuur van het oude stadshart inge
voegd. Ik meen, dat men thans niet meer
zo gemakkelijk tot dergelijke stedebouw-
kundige ingrepen op een historisch erf zou
besluiten, dat er althans veel meer weer
stand tegen zou ontstaan. Daarbij is te
bedenken, dat men zich anno 1975 in het
algemeen veel sterker bewust is geworden
van het onvervangbare karakter van ons
kulturele erfgoed en dat daarbij ook het
stratenpatroon, straatprofielen en rooi
lijnen van het grootste belang zijn.
Wat de architektuur betreft is men voor
die tijd op een originele manier te werk
gegaan. Men had de verloren gegane be
bouwing kunnen kopiëren. Men had ook
een volledig moderne architektuur kunnen
toepassen. Blijkbaar vond men het eerste
te dogmatisch en het laatste te vrijmoe
dig.
Geheel in de lijn van de Zeeuwse volks
aard, zeker van die der Middelburgers,
heeft men gekozen voor een architektuur
die qua schaal, maat, materiaalgebruik,
kleur en bouwmassa de wezenlijke ele
menten van de 17e- en 18e-eeuwse karak
teristieke Middelburgse geve/wanden na
bij kwam, echter zonder te vervallen in
stijlnamaak.
Dat de ene architekt zoiets wel eens beter
afging dan de andere spreekt vanzelf. In
het algemeen kon men zeggen: hoe meer
luisteren naar de specifieke opgave, des te
beter. En er zijn naar mijn mening bewon
derenswaardig milde en harmonieuze her-
bouwpanden ontstaan, met grote discipli
ne gekomponeerd volgens de oude spel
regels, doch in een onmiskenbaar eigen
tijdse vertaling. Veel van die panden zijn
nu al weer verknoeid. Of althans aange
past aan een meer konsumptieve levens
stijl. Ze staan niet op de Monumentenlijst,
dus het kan. Maar ik vind het wel jammer.
Ik wil in dit artikel geen namen noemen.
Er zijn er teveel ook van thans nog in
ons midden zijnde personen die ik met
grote letters zou willen schrijven. Maar
voor één maak ik een uitzondering. Voor
de supervisor in die bewogen periode;
stedebouwkundige, architekt, natuurmin
naar, plantenkenner, musikus, hovenier,
wandelaar en schrijver van het boek: ,,Het
geluk van den tuin", ir. P. Verhagen Lzn.
Hij was het, die de ruim 25 architekten die
aan de wederopbouw van Middelburg
hebben meegewerkt, wist te inspireren.
Nog herinner ik mij, hoe hij tijdens moei
zame en urenlange besprekingen met ar
chitekten en opdrachtgevers de indruk
maakte in slaap te zijn gevallen, doch op
het juiste moment de ogen opende om
een onbevangen opmerking te maken,
waardoor de spanning in het gesprek ge
broken werd en het luisteren naar elkaar
weer mogelijk werd gemaakt.
Ook herinner ik mij zijn prachtige crayon
tekeningen, vol warme en diepe kleuren,
studies voor het beloop van een of andere
straat of steeg. Hij was tolerant. In zo
verre, dat hij de architekten binnen de
eenmaal afgesproken spelregels zoveel
mogelijk hun gang liet gaan, in eigen ver
antwoordelijkheid. Ook al had hij het zelf
soms liever anders, vrijmoediger en tege
lijkertijd zorgvuldiger gezien. Maar hij kon
ook onverzettelijk zijn. Vooral op het punt
van de ook toen reeds aanwezige behoef
te van winkeliers aan grote etalageruiten.
Hij vond die schaalbedervend; wellicht
ook speurde hij daarin de voorboden van
de toekomstige konsumptie-maatschappij
met het brutale reklamekarakter. Hij was
voor zichzelf een uiterst matig mens en
schuwde de overmaat.
In deze sfeer is Middelburg herbouwd.
Sommigen van nu zullen zeggen: autori
tair. Te weinig inspraak. Over dat laatste
maakte de eerder genoemde mr. Van der
Veur zich ook al zorgen. Het zou biezon-
der interessant zijn te weten hoe Middel
burg er met meer inspraak uitgezien zou
hebben. Misschien niet zoveel anders. Of
dichter bij het historisch verleden. Dat
laatste lijkt mij het meest waarschijnlijk,
hoewel de hang naar vormen uit het ver
leden toen lang niet zo algemeen was als
nu.
Architektuurcritici hebben later de opmer
king gemaakt, dat de herbouw van Mid
delburg een produkt van ,,de Delftse
School" zou zijn, wat dat dan ook wezen
moge. Zij vinden steun voor deze bewe
ring in het feit dat ir. Verhagen geasso
cieerd was met prof. ir. M. J. Granpré
Molière met wiens naam het begrip
Delftse School" was verbonden.
Ik meen, dat de analyserende benadering
van de bij de herbouw toegepaste archi
tektuur inderdaad niet mogelijk zou zijn
geweest zonder het in dit opzicht baan
brekende werk van prof. Granpré Molière.
Het gaat mij echter te ver om de wat
historiserende bouwstijl te schrijven op re
kening van een hang naar het oude zonder