de pomp op de markt te Sint-Maartensdijk 148 steenlegging op 25 juli van dat jaar (inscriptie aan de voet van het bouwwerk) doet vermoeden, dat het plan in grote lij nen toen reeds besproken moest zijn door de Drost en Schout De Jonge van Elle- meet. Hoe zal het overleg van te voren ge weest zijn? Wij weten hier niets van, mis schien wel door contact met de Lands- fabriek Coenraad Kayser, In ieder geval werd de Stadsarchitect (Stadsfabriek) van Zierikzee in 1791 Dionysius Ribbe als ont werper aangezocht. De bekendheid van de Drost met Schouwen (Heemraad van Schouwen, ook Heer van Ellemeet) heeft bij de keuze misschien een rol gespeeld. Deze Ribbe, geboren in 1745 en overleden in 1804 te Zierikzee, was Stadsbaas en werd in 1782 als bekwaamste uit drie solli citanten door C. Kayser aangewezen als Stadsfabriek van Zierikzee. Ribbe maakte de tekeningen en was ook verantwoorde lijk voor de uitvoering van het ontwerp. Hem wordt uitbetaald een bedrag van £48:5:11 voor de leverantie van de ar duinsteen met de reiskosten en verdere voorschotten. Deze Ribbe was ook keur meester van de steen (en van kalk en tras) in Zierikzee; dit laatste feit betekende dus een extra garantie voor de kwaliteit van het materiaal 4). C. Kayser, Landsfabriek te Middelburg, beëindigt zijn werkzaamheden in 1791 in Zeeland. De Stadsfabriek van de tweede in rang der Stemmende Steden van Zee land werd aangezocht voor het vervaardi gen en uitvoeren van een pomp in Sint- Maartensdijk. Mogelijk zijn er een aantal factoren ge weest, die aanleiding waren om de keuze te laten vallen op deze Stadsfabriek als de ontwerper van de pomp bij het overleg van de Drost en Schout, tevens Rent meester der Domeinen, De Jonge van El lemeet met diverse personen: Zijn Oranjegezindheid. Bij de omwen teling in het jaar 1787 werd Ribbe afgezet. Zijn bekwaamheid. Voor zijn verdien sten werd hem kort te voren, in 1790, een extra toelage verstrekt door de stad waar hij werkzaam was. Zijn moeilijke financiële omstandighe den. Bij zijn aanstelling in 1782 werd uit consideratie van zijn „swaar huyshou- den" vrijstelling verleend onder andere van de som die gestort moest worden vóór het aanvaarden van dit ambt. Dionysius Ribbe Stadsfabriek in Zie rikzee Om de figuur van Ribbe wat meer reliëf te geven volgen hier een aantal bijzonder heden over zijn werk als Stadsfabriek in Zierikzee. Grote zaken behoefde hij in zijn ambtsperiode niet te ondernemen. Het belangrijkste wat er in de tweede helft van de 18de eeuw tot stand kwam namelijk de grondige restauratie en verbouwing van het stadhuis 1775-1779 was voltooid on der zijn voorganger Jan van Es. De stadsrekeningen van Zierikzee van 1785-1792 geven in grote lijnen een indruk van de werkzaamheden van Ribbe: het vernieuwen van straten (wellicht tenge volge van de oproerige beweging), voorts lagen zijn werkzaamheden in het vlak van de „technische voorzieningen" als het maken van een nieuwe brug tussen de Noord- en Zuidhavenpoorten, het aanleg gen van dokdeuren tussen de muren der bruggen aan de zo juist genoemde poor ten, voor welk werk aan C. Kayser een som werd uitbetaald voor gedane inspec tie en het maken van een handkraantje op de Karnemelkvaart. Verder blijken enige kleinigheden aan het raadhuis, de Latijnse school en metselwerk aan de Franse kerk. Waarschijnlijk heeft hij als Stadsfabriek misschien ook nog wel enige andere za ken moeten opknappen als bijvoorbeeld het ontwerp voor het pièce de milieu bij het vreugdemaal ter gelegenheid van de plechtige viering van het Nederlands ge wenst verbond met Frankrijks Koning Lo- dewijk XVI op 20 april 1786. De geringe welvaart in Zierikzee als gevolg van de tijdsomstandigheden en het terug lopen van de handel in die jaren zal onte genzeglijk zijn invloed hebben doen gel den op de aard en de hoeveelheid werk, die Dionysius Ribbe heeft verricht. Niet veel nieuwe projecten zullen op het pro gramma gezet zijn. Het voorstel in 1790 van de afgevaardigde van Zierikzee, in de Staten van Zeeland gedaan, om het aantal schepenen van 13 op 11 te laten uitsterven toont bijvoorbeeld duidelijk aan hoe de fi nanciële situatie van de stad in het laatst van de 18de eeuw moet worden gezien. Uitvoering van het werk in Sint-Maar tensdijk Ribbe heeft een aantal ambachtslieden uit zijn woonplaats meegenomen, die voor het uitvoeren van het werk tijdelijk in Sint- Maartensdijk gehuisvest werden. Er is be taald voor het vervoeren van de arduin steen met de gereedschappen en de am bachtslieden en er wordt gesproken over logement van de ambachtslieden. Cornelis Phernambucq nam het steen- houwerswerk op zich, samen met Nico- laas (de eerste werd ook aangenomen voor metselwerk in de Franse kerk te Zie rikzee). Gerard de Braai, Smid, die het ijzer lever de en betaald werd voor smeedwerk. (Ijzer werd herhaalde malen door J. F. Hofman uit Rotterdam aan Zierikzee gele verd. De Braai wordt genoemd in verband met het vermaken en repareren van het speelwerk op de Zuidhavenpoort te Zierik zee). Adriaan Ribbe, Timmermansbaas, leverde het hout en nam het timmerwerk op zich (in hetzelfde jaar wordt hij genoemd voor het maken van een nieuw harnas roe deverdeling voor één der kerkvensters te Zierikzee). Ook wordt gesproken over „Loot" voor de lantaarn op de pomp; op die lantaarn kom ik straks terug. Voor het maken van de welput waren benodigd 13000 „Dortse ondersteen"; vermoedelijk kwamen de kalk en de tras ook uit Dordrecht 5). Alle betalingen, op een onbelangrijk on derdeel na, zijn terug te vinden in de rekeningen van de stad Sint-Maartensdijk over deze jaren. Uit de posten blijkt dat een buitengewoon snelle uitbetaling van ambachtslieden en leveranciers heeft plaatsgehad en dat dus ook de pomp nog in hetzelfde jaar 1791 moet zijn gereed gekomen. Kosten Aan de hand van de jaarlijkse generale rapporten van Willem de Jonge van Elle meet, Rentmeester van de Domeinen (Sint-Maartensdijk was een bezitting van de Oranje's) kunnen wij ons enigszins voorstellen met welke moeilijkheden de gemeente te kampen had. Uit de bewaard gebleven rapporten van de jaren 1775 t/m 1786 weten wij, dat de financiën zich meestentijds „in matige staat" bevonden, aldus was de formulering in het genoemde verslag met als onderdeel „Finantiën van de stad". In 1970 bleek hierin ook geen verbetering te zijn gekomen. In 1791, het jaar van het zetten van de arduinstenen pomp, vreesde men zelfs, dat de financiën van de stad „eenigsints

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1975 | | pagina 12