10-
8-
ig(i
iyéj !<}6J
M
M
2-
balans van het calvinisme in zeeland
159
Waardenburg heeft betrekking op de ras
vermenging.
Dat erfelijke factoren een rol kunnen spe
len, is ook algemeen aanvaard. Doch dit is
geen noodlot. De convergentieleer (het el
kaar beïnvloeden van factoren) heeft dui
delijk gemaakt, dat we altijd met drie fac
toren hebben rekening te houden: erfelijk
heid, milieu en eigen verantwoordelijk
heid, ze spelen alle in de karakteropbouw
hun eigen rol.
Tevens zal men in het oog dienen te hou
den, dat men op de eilanden in Zeeland
zeer geïsoleerd heeft geleefd (een geringe
populatie over een groot gebied) met wei
nig gelegenheid tot intensieve emotionele
communicatie. Wanneer men wil spreken
over het pre-depressieve karakter zal men
hiermede toch ook rekening dienen te
houden.
Dat de burgerlijke staat, het geslacht en
de leeftijd een grote rol kunnen spelen, is
ook algemeen aanvaard. De juistheid hier
van moge blijken uit de tabellen III, IV en
V. Hieruit zien we: a. het opmerkelijke
verschil tussen mannen en vrouwen; b. de
pieken omtrent het vijftigste jaar en 3.
het bijzonder gevaar lopen van gescheide-
nen en alleenstaanden.
Daarnaast zijn er nog allerlei individuele,
sociale, culturele en religieuze factoren,
die moeilijk in een statistiek zijn onder te
brengen.
Genoeg om te doen zien, dat het gevaar
lijk is om uit een conglomeraat van facto
ren één factor uit te lichten en deze als bij
zonder pathogeen (de ziekte veroor
zakend) te beschouwen. Er is hier immers
altijd een interactie van allerlei factoren.
Liever zouden we willen spreken van het
pathoplastisch (aan de ziekte een bepaal
de vorm gevend) karakter van de religie.
Het probleem van de faalangst
Terecht heeft de door dr. Van Scheyen
geciteerde mening van Tellenbach nadruk
gelegd op het feit, dat hoe hoger iemands
normenpatroon is het gevaar van niet aan
deze normen te voldoen groter is, met als
gevolg teleurstelling en pathologisch
depressie. Hoewel anderen reeds eerder
hierop wezen (Rümke bijvoorbeeld in zijn
Psychiatrie II) zijn in de laatste tijd hierover
vele onderzoekingen gedaan. We denken
hier bijvoorbeeld aan de belangrijke dis
sertatievan H. J. M. Hermans „Prestatie
motief en faalangst in gezin en onder
wijs", Amsterdam 1971, een studie waarin
met name het belang van de kinderjaren
naar voren komt. Wel wordt hier onder
scheid gemaakt tussen de negatieve faal
angst, die prestatie-remmend werkt, en
de positieve faalangst, die juist een stimu
lans vormt tot optimaal functioneren.
Tot op zekere hoogte kan men zeggen,
dat dit probleem ook reeds onderkend
werd door Freud (Ueber-lch - Ich) en Jung
(Persona en Schaduw), doch ten diepste
achten we dit conflict getekend in het
Bijbelse: het goede, dat ik wil, doe ik niet,
doch het kwade, dat ik niet wil, dat doe
ik" (zie Romeinen 7). Wélk normenpa
troon men kiest, steeds zal deze conflict
situatie mogelijk zijn. In de Heidelbergse
Catechismus wordt er dan ook aan her
innerd, dat ook de allerheiligsten, zolang
zij in dit leven zijn, nog maar een klein
beginsel van deze gehoorzaamheid heb
ben." In Romeinen 7 en 8 staat echter ook
het lied der overwinning over de machten
der duisternis.
Nu is het ons niet geheel duidelijk, waar
om dr. Van Scheyen het hoge normen
patroon speciaal aan het Calvinisme toe
kent. Zuiver formeel gezien geldt hetzelf
de van het Rooms-Katholicisme met zijn
TABEL III.
Suïcides per 100.000 inwoners in Nederland in drie willekeurige jaren:
1961, 1 967 en 1 969, verdeeld naar geslacht.