VROUWEN idem van vrouwen. 20. 10 3D 50 1° balans van het calvinisme in zeeland 161 TABEL V. Gemiddelde suïcide van vrouwen over het tijdvak 1966-1970 per 100.000 inwoners van de Nederlandse bevolking, verdeeld naar leeftijd en burgerlijke staat. 40 iq66-l<JJ0 GE SC H ON fff H. WEPUWE GEHUWb Levensjaar 10 UO 6o suïcidecijfer van de Nederlandse Rooms- katholieken ligt ver onder dat van de Ne derlands hervormden en de kleinere pro testantse groeperingen. De gereformeer den met uitzondering van het bevinde lijke type scoren echter het laagst. Speyer twijfelt echter aan de betrouw baarheid van de R.K.-cijfers en acht de mogelijkheid niet uitgesloten, dat in ver band met kerkelijke repercussies andere dan de werkelijke doodsoorzaken worden opgegeven. En ook wat de zogenaamde bevindelijke groepen betreft zal men nog wel terdege moeten onderscheiden. Wat hier wel opvalt is, dat ,,de gereformeerden het laagst scoren". We menen nog altijd, dat ook de gereformeerden zich tot de Calvinisten rekenen en dus zou de ver onderstelling van dr. Van Scheyen ten aanzien van het pre-depressieve karakter voor hén stellig niet opgaan. Ook de zwarte vlek" op de kaart van Van Ooijen (zie Zeeuws Tijdschrift 1965), die niet op bijvoorbeeld Tholen ligt, maar juist in het in feite vrij onkerkelijke West-Zeeuwsch- Vlaanderen, wijst erop, dat men ten deze voorzichtig moet zijn met al te gerede uit spraken. Hoe nu verder? Hoeveel bezwaren we in het voorgaande tegen de opvattingen van dr. Van Scheyen ook hebben ingebracht, toch menen we dat zijn artikel een goede in vloed zou kunnen hebben, namelijk wan neer het de desbetreffende instanties zou kunnen brengen tot een nader zich bezig houden met dit zeer belangrijke aspect van de geestelijke volksgezondheid. Hoe veel waarde aan etiologie (leer van de ziekteoorzaken) en diagnose toegekend kan worden, belangrijker is de vraag naar de mogelijke therapie. Wanneer we vrijwel elke suïcide en suïci depoging moeten zien als een ,,cry for help", dan rust hier een taak op ons allen. In onze zoveel gesmade, maar praktisch verheerlijkte prestatiemaatschappij is na melijk een schreeuwend gebrek aan echte communicatie. Oude, zij het soms oppervlakkige, com municatiemiddelen als bijvoorbeeld de kerkelijke gemeenschap hebben in veler leven geen plaats meer. De bioscoop kon de kerk niet vervangen. De televisie biedt geen echte communicatie. ,,Je zegt 's avonds toch in de spiegel tegen jezelf welterusten." Onvoldoende doordachte echtscheidingen hebben vaak een maar al te bittere nasmaak. Alcohol en drugs tel len hun vele slachtoffers. Het gezin als veilige schuilplaats om met nieuwe kracht het leven in te gaan heeft aan waarde in geboet. Ook waar leidend gezag nodig zou zijn, ontbreekt het maar al te veel. Van der Horst sprak indertijd reeds over ,,de mens, die heengaat uit de gemeen schap en in de eenzaamheid komt tot het verpletterend gevoel van eigen waarde loosheid en gemeenheid" en betitelt dit als ,,een soort demonische openbaring" (Anthr. Psychiatrie I, 260). Op het „Zelf moordcongres" van augustus 1973 kwa men al deze punten uitvoerig aan de orde en Speyer waarschuwde hier ernstig voor de „psychische milieuvervuiling". Er ligt op het brede terrein van de preven tie een verantwoordelijkheid en een taak voor ons allen. Ook de kerken zullen zich de vraag moeten stellen of ze werkelijk zijn „brengers van de blijde boodschap" in pastoraat en diaconaat. Zij mogen immers prediken de macht van geloof, hoop en liefde, en daarmede de strijd aanbinden tegen de instigators van de depressie en de suïcide: ongeloof, wanhoop en liefde loosheid. De liefde drijft de vrees uit (cf 1 Joh. 4). Daarmede maken we het geloof niet tot een soort therapeuticum. Een kuur of een antidepressivum kunnen nodig zijn, doch de verwerking van de levensproble matiek is belangrijker dan „toedekken". We hopen dan ook, dat velen begrip zullen hebben voor het zo moeilijke werk van onze psychiaters, alsmede voor wat er in stilte geschiedt door voor- en nazorg diensten ondanks een meermalen te ge ringe personeelsbezetting. Daarnaast kan het zin hebben ook in Zeeland te komen tot een zogenaamde SOS-dienst, maar men onderschatte de moeilijkheden niet. P. C. Kuiper (a.w. p. 171) wijst op het gevaar van de „dubbele frustratie" met alle funeste gevolgen van dien wanneer de depressieve mens in zijn laatste „cry for help" geen adequate hulp ontvangt. Tenslotte, in deze artikelen hebben wij ge tracht iets bij te dragen in het belang van de mens in nood. Het gesprek moet inder daad op gang komen. En dan is het onze overtuiging, dat én de psychiater én de werker in de geestelijke gezondheidszorg én evenzo de pastor, hoewel ieder wer kend op eigen terrein, elkander moeten kunnen vinden. Er is een liefdegebod van de Heer, Die ons geeft Zijn communicatio.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1975 | | pagina 25