onze lieve vrouwe ter sneeuw
138
loopt, om uit te roepen: mijn God! is dit nu
Veere, dat weleer zoo magtig en zoo rijk
en zoo overmoedig wasdat zijne vloten
op zee uitzond, en den Nederlandschen
handel beheerschte? dat de stapelplaats
was van Schotlands en Denemarkens rijke
koopwaren? dat de eerste schepen uit de
verre Indien op onzen bodem deed ont
laden? en dat den graven van Holland en
Zeeland eene waardige woonplaats, zoo
wel als den vreemden vorsten een veilig
toevlugtsoord kon aanbieden?
Een enge straat, waarin een klein wacht
huis met soldaten tusschen vier of vijf
armoedige woningen staat, zijt gij ingesla
gen, en ge stuit terstond tegen een groo-
te, breede poort, wier deuren u weder het
akelige rood te zien geven. En daarachter,
midden op dat grasveld, dat breed en
hoog gebouw van witten arduinsteen,
met dien reusachtigen zwaren toren? gij
gruwt.vroeger werd daarin gebeden en
geofferd, nu is het een kazerne.nu leeft
men er gelijk soldaten plegen te leven.
Wat moet zij schoon geweest zijn, die
Lieve-Vrouwekerk van Veere! Zij verhief
zich als een dom, en beheerschte het
geheele eiland. Zuiver in hare afmetingen,
trotsch en stout in hare hooge spitsbogen,
sierlijk in hare vormen en lijnen, prachtig
in haar beeld- en schilderwerk, was zij als
het troetelkind der magtige heeren van
Borsselen. Maar 't is voorbij: daar rest
haar niets dan vernedering en bescha
ming...
Waar weleer de priester de geopende
groeve zegende, die het stoffelijk over
schot van den ontslapen geloovige ter be
waring tot den dag der opstanding ont
ving, daar wordt gewasschen en gebleekt
en gespeeld en gedronken; en de soldaat,
die daar met zwaar beladen ransel voor
straf moet heen en weder loopen, hij ver
trapt de vergruisde beenderen der kanun
niken en priesters. Geen prachtige ven
sterbogen laten het veelkleurig licht meer
in de wijde gewelven spelen: daar zijn
geen gewelven en geen vensterbogen
meer. Den vorm der ramen kunt gij nog
bespeuren aan de ingemetselde bakstee-
nen, die nu door smalle, diepe openingen
het licht inlaten voor de vijf verdiepingen,
tot slaap- en berg zalen ingerigt. En daar
achter, dat droevig brokstuk van het eer
ste en oudste kerkje, het leunt als een af
geleefde oude tegen den reuzenrug van
het steengevaarte, en schijnt te snakken
naar het oogenblik, waarop het 't lot van
zijn regter zijbeuk mag deelen, en voor
altijd verdwijnen.
Aan de overzijde ontmoet gij toch een
vriendelijker gezigt: een klein gothiek ge
bouwtje lacht u toe, en zou u bijna aan
een zoet kapelleke doen denken;'t is
de aloude en vermaarde fontein, of, meer
naar waarheid genoemd: de vergaarbak
van het hemelwater, dat op de groote kerk
nederva/t.
Gij gaat verder, en ziet ter linkerzijde het
huis, waarin de beroemde vrouw van
Hugo de Groot geboren werd. Maar het
staat daar als het droevig overschot van
vroegere grootheid, met neêrgeschoven
gordijnen, waar achter men nooit eenig
teeken van leven ontwaart. Nog een enkel
huis, dat iets van zijne vorige welvaart laat
doorschemeren, en verder niets dan ar
melijke woningen, brokken van huizen,
scheeve oude muren en vermolmde
heiningen. Gansche straten zonder een
enkel woonhuis; velden met aardappelen
en steenklaver midden in de stad; de
markt voor de helft niet bebouwd, en
langs de kaai oude groote rompen met
verlaagde verdiepingen, in wier muren een
menigte kogels en bommen zijn gemet
seld.
't Is stil en akelig doodsch langs de stra
ten, waaruit men het wilde gras niet we
ren kan; tot zelfs de straatjongens loopen
daar stil en somber heên, en het is, of
gister de stad is gebombardeerd en voor
het grootste gedeelte verwoest, en de
overgeblevene bewoners in het binnenste
hunner huizen den bloedigen dood der
gesneuvelden beweenen.
Het stadhuis is een deftig middeleeuwsch
gebouw van schoonen vorm, maar zijne
muren zijn met een graauwe kalklaag
overdekt; de beelden der markiezen van
Veere in den voorgevel zijn verminkt, en
de nissen en baldakijns geschonden en
verweerd. De Kampveersche toren, aan
het begin der haven, heeft al zijne broe
ders overleefd, maar is geen toren meer,
sinds men hem van zijn hooge spits heeft
beroofd, om hem met een zinken plat te
dekken. De haven verzandt altijd, zoodat
zij dikwijls geen schip, ook slechts van
weinigen diepgang, in haren schoot kan
opnemen.
Ziedaar Veere hulpeloos en ellendig, maar
met een verleden, dat groot, roemrijk en
schitterend is geweest. Beklim het stad
huis en treed de vierschaar binnen, bestijg
den trap en ga de ruime raadzaal en
weeskamer in: breede, diepe kasten zullen
zich voor u openen, die de geschiedenis
der stad van over zeven eeuwen bewaren
in duizenden en duizenden perkamenten
en papieren.
Deze en andere archieven nu heeft
pastoor Van der Horst geraadpleegd om
zijn studie te schrijven over kerkelijk Veere
vanaf het begin tot aan de reformatie. Hij
had nog meer willen schrijven, maar de
dood heeft dit belet. Wat hij echter ge
schreven heeft is belangwekkend. Hij
heeft namelijk niet alleen de bekende
schrijvers als Rheygersbergh, Boxhorn,
Van Meteren, Smallegange, Tirion (P
Haakkerkman) en Ermerins bestudeerd,
maar ook en vooral de bronnen zelf. Hij
noemt zijn serie artikelen dan ookProeve
eener bronnen-studie".
Nu, na daar honderd jaar doelloos te
hebben gestaan als een onbruikbare
kolos, de Grote Kerk van Veere weer een
functie heeft gekregen, namelijk die van
cultureel centrum en tentoonstellings
ruimte voor het Deltagebied, lijkt het mij
zinvol haar geschiedenis in 't kort te ver
halen. Daarbij kan de bronnenstudie van
genoemde pastoor ons goede diensten
bewijzen, want het komt mij voor dat zij
van degelijk gehalte is.
De oudste geschiedenis
In 1332 werd begonnen met de bouw van
een kerk. Voordien hadden de-Veerenaren
het moeten doen met een kleine kapel,
Kyckgau genaamd, staande aan de Kaai
(vandaar de nog bestaande naam Kapelle-
straat). Eerder nog moesten de weinige
bewoners van het dorpje Veere in Zandijk
kerken.
Maar Veere groeide snel, vandaar de
bouw van een kerk. In 1348 werd zij door
Paus Clemens VI, die toen in Avignon
zetelde, tot parochiekerk verheven. De
kerk was toegewijd aan de H. Maagd
Maria onder de naam O.L. Vrouwe ter
Sneeuw.
Veere groeide al spoedig uit tot een stad
en zelfs een wereldhaven, dank zij de op
eenvolgende heren van Veere, eerst van
het huis Borssele en vervolgens van Bour-
gondië, zetelend op kasteel Sandenburg,
en dank zij het feit dat het Veerse Gat
dieper werd, zodat grotere schepen het
konden bevaren.
Begin 15e eeuw werd dan ook deze kerk
te klein. Er zou een prachtige kruiskerk
worden gebouwd. In 1405 was men met
de plannen gereed. Men ging schip en
transept bouwen vlak tegen de oude kerk
aan. Later zou dan in plaats van de oude
kerk het priesterkoor worden gebouwd.
Op die manier behoefde de eredienst niet