onze lieve vrouwe ter sneeuw
141
1598 om de een of andere reden weer is
afgebroken om vervangen te worden door
het drie hallenkoor lijkt mij aanvechtbaar.
Maar ook voor mij is het volgende een
voorlopige conclusie. Verscheidene pos
ten die hij noemt kunnen slaan op verbe
teringen aan het bestaande koor aange
bracht, zoals een twintiglichts ijzeren
kroon die in de viering kwam te hangen,
de biechtstoelen en de wijdingskruisen.
Ook kan er aankoop van materiaal zijn ge
weest met het oog op de bouw. Duidelijk
wordt uit genoemde posten dat er aan een
nieuwe kooromgang is gewerkt en waar
schijnlijk is dat het bestaande koor zozeer
is verbeterd dat in 1543 de aartsbisschop
van Utrecht een nieuwe wijding moest
komen verrichten. Is de nieuwe koorom
gang ooit afgebouwd? Men kan het be
twijfelen, aangezien de heren van Veere
waren verarmd en zij toch ook al een op
dracht aan Adriaen Roman van Gent had
den gegeven een portaal van gebeeld
houwd wagenschot te ontwerpen en uit te
voeren om te plaatsen aan de binnenzijde
van het westerportaal, onder de toren. In
1560 kwam dat gereed en het werd het
schoonste kunstwerk dat de kerk rijk was:
in twee verdiepingen, met lof- en beeld
werk versierd en verscheidene torentjes.
Beneden de grote deuren met taferelen uit
de levens van sommige heiligen, daarbo
ven in drie grote cirkels de geboorte, ver
rijzenis en hemelvaart van Christus voor
stellende.
Boven op het portaal stond een ,,horolo-
gie, met speel- en slachwerck versien",
zoals Boxhorn meedeelt, die van Romans
kunstwerk een in lyrische termen gegoten
beschrijving geeft. In ongeveer diezelfde
periode kwam ook nog de buitenzijde van
het monumentale westportaal gereed
(1563). De stadsrekeningen spreken van
een mr. Cornelis Verduyst die er het
patroon" voor maakte er in 1559 de
uitvoering ervan in Brussel ging visiteren.
Het inwendige van de kerk
Als we nu aan de hand van pastoor Van
der Horst een rondwandeling door de kerk
maken zoals zij in de r.k.-tijd was, dan
beginnen wij bij het hoofdaltaar uit mar
mer gehouwen dat aan de Heilige Patro
nes van de kerk was toegewijd. In het
koor en naast het pulpitum stonden grote
koperen kandelaars, evenals op het altaar.
De laatste werden op hoogtijdagen ver
vangen door zilveren. Voor het hoogaltaar
stonden twee koperen pilaren waarop
kunstig bewerkte engelen knielden. Aan
de rechterzijde hing de zilveren godslamp
die het altaar van het Allerheiligste Sacra
ment aanwees. Daar was meestal een
overvloed van waskaarsen op blakers ont
stoken, want daar werden veel kaarsen
geofferd en bijna geen schuldige werd
door de vierschaar veroordeeld of hij
moest op zijn knieën één of meer kaarsen
voor dit altaar plaatsen. Één van de vele
voorbeelden hiervan verhaalt Ermerins in
zijn tweede stuk over Veere (1791):
,,Een zonderling gewysde der Veersche
Rechtbank, treft men in dezen jare 1550,
weder aan, omtrent eenen Geertsen
Breembos, Schrynwerker, die eene der
Stads-boden, die ten zynen huize een
vonnis kwam ten uitvoer leggen, met
woorden en daden hadt beledigd, waarom
hy veroordeeld werdt, na dat hy alvorens
om grade ootmoedig gebeden hadt, te
verschynen in open Vierscharen bloots
hoofd, by den bai/liu of zyn gecommit
teerde met een barnende tortse van twee
pond was in beide zyn handen, daer aan
zal hangen een metaale vuyst, en met
zynen naam daer op, met welke tortse en
vuyst daer by hangende, zal hy by den
Officier geleet worden bloots hoofds tot
binnen der Kercke van der Vere voor 't
heylige Sacrament, aldaar vallende op
beide zyn knyen, en aldaar dezelfde toort
sen laten staen ten dienste van den heyli-
gen Sacramente, ende van daer weder
hier commen, bringende dezelve vuyst in
zyn handt in der Vierscharen alhier, bid
dende God almachtig en der Justicie om
vergiffenisse, zal voorts tot zyne coste,
binnen vj weken doen gieten een me tale
vuyst met een metale bylken daer in,
doende daer op scul'peren zyn naam, ende
dien doen hagen hier in der Vierscharen
openbaerlyk ten aenziene van eenen ye-
gelyke tot een eeuwige memorie. Welk
gedenkteeken nog heden ten dage op het
Raadhuis dezer Stede in de Vierschaar
tentoon hangt.
Een wel zeer humane straf als men be
denkt dat in 1565 nog twee „heksen" na
marteling in Veere zijn verbrand.
Het altaar van het H. Sacrament was toe
gewezen aan het gilde van de wijntappers,
althans in de 16e eeuw. Voordien behoor
den de aanzienlijksten der stad waar
schijnlijk tot dit gilde. Een gildebrief ont
breekt, maar er bestaat wel een rekenin
genboekje gaande van 1550 tot 1571,
waaruit wij vernemen hoe zij hun kapel
versierden met tapijt- en borduurwerken,
met loof en bloemkransen, hoe zij voor H.
Sacramentsdag timmerlieden, schilders
en smeden aan het werk zetten en jonge
meisjes uitnodigden het groen te binden
en te slingeren, voor welke hulp haar een
vrolijke avond met muziek en dans werd
aangeboden.
Aan de tegenovergestelde zijde van het
hoogaltaar stond het prachtige altaar van
de H. Perpetuus, bisschop van Turijn.
Daar prijkte het zilveren hoofd met de
kostbare relikwie van de heilige en een
grote koperen kandelaar met vijf armen.
Op feestdagen werd ook de koorkap met
goud en juwelen versierd vertoond als
mede andere kostbaarheden die heer
Hendrik IV samen met genoemd relikwie
van Karei de Stoute had gekregen als
dank voor zijn groot aandeel in de verove
ring van Dinant.
In de drie beuken van de oude kerk was
voldoende ruimte voor een gestoelte van
kanunniken.
In het noordelijk deel van het transept be
vonden zich twee kapellen. De eerste was
die van St. Paulus. Ze was gesticht door
heer Pauwels van Borsselen, ,,de bas
taard", waarschijnlijk een natuurlijke zoon
van heer Hendrik IV. Deze was in 1470
kapitein van de vloot waarover Wolfaert
VI als admiraal het bevel voerde. In 1472
was hij bevelhebber van een vloot tegen
de Fransen en in 1480 werd hij als baljuw
met de bewaring van Veere belast. Hij
woonde op kasteel Magdalon, later Later-
daale genoemd, waar ook zijn zoon en
vervolgens zijn kleinzoon als baljuw
woonden. Men zegt dat daaraan de Bal
juwstraat haar naam dankt. De kapel die
heer Pauwels schonk moest alle andere in
pracht overtreffen. Hij liet daartoe in 1489
de kunstschilder Anthonis Jansz. van der
Goude een kostbaar altaarschilderij ver
vaardigen. Dit drieluik is verloren gegaan,
we hebben er slechts een nauwkeurige
beschrijving van. Ook vermaakte heer
Pauwels aan de kerk en het kapittel vol
doende gelden om de dienst en het onder
houd van zijn kapel te verzekeren. Hij
overleed in 1504 en is de stamvader van de
Borsseles van Laterdale.
Van de daarnaast gelegen St.-Pieters-
kapel weten wij niet anders dan dat in
1543 de kanunnik Thomas Jansz. er werd
begraven.
Nu gaan wij de noorderbeuk in, waar acht
kapellen zijn gelegen.
1. St.-Barbara. Deze kapel met altaar en
geschilderd glasraam moest door de
schutterij van St.-Barbara, de Colveniers,