VAST EN VLOEIEND
monumenten in een dynamische maatschappij prof. dr. J. G. Lambooy
nummer 6-1975
Onderstaande tekst werd uitgesproken tijdens de algemene vergade
ring van de vereniging Koninklijke Nederlandse Heide Maatschappij op
5 september 1975 in de schouwburg van Middelburg, Monumenten-
stad.
In dit betoog willen we enkele aspecten
behandelen betreffende economische en
planologische waardering van monumen
ten.
De bedoeling daarvan is na te gaan in
hoeverre monumenten die welhaast
per definitie uit het verleden stammen
te integreren zijn in onze huidige maat
schappij, die gebaseerd is op andere tech
nieken, behoeften en bevolkingsaantallen.
Voorts gaan we uit van de gedachte dat
een bouwwerk niet op zich mag worden
bekeken, maar beschouwd dient te wor
den als resultaat van een maatschappelij
ke besluitvorming; derhalve met een
maatschappelijke functie.
Onze maatschappij draagt de kenmerken
van snelle verandering, onze maatschappij
is er een waarvan gezegd kan worden dat
structuren vervloeien. Ze worden kort-
stondiger, soms heviger, in vele gevallen
vluchtig. Verandering, afwisseling, groei
en achteruitgang domineren meer dan
vastheid, zekerheid en verstarring. Flexibi
liteit wordt welhaast ais een norm gezien.
Van structuur naar proces.
De economische structuur is één van de
belangrijkste maatschappelijke structuren.
Daarbij is met name de bedrijfstakken- en
de beroepenstructuur van grote beteke
nis. In de laatste honderd jaar heeft zich
een ingrijpende wijziging voorgedaan van
de landbouw naar de industrie en de dien
sten. De Industriële Revolutie was geba
seerd op een enorm proces van technolo
gische veranderingen. Het produktiepro-
ces werd steeds sneller gewijzigd. Nieuwe
produkten kwamen in een steeds sneller
tempo op de markt. De ruimtelijke struc
tuur werd aangepast aan de technieken
van produktie en vervoer. Gebouwen wer
den zelf ook hoe langer hoe meer een
eindprodukt van de industrie: glas, beton
en staal, hoogbouw, autosnelwegen,
havens, industriecomplexen.
Met de snelle veranderingen kregen ge
bouwen niet alleen andere functies, maar
ook andere omloopsnelheden". Ze
moesten zo gebouwd worden, dat ze snel
klaar waren en snel konden worden afge
schreven. Gebouwen die voorheen ge
construeerd werden met de bedoeling zo
lang mogelijk behouden te blijven, worden
thans in de Verenigde Staten soms al na
15 25 jaar als afgeschreven beschouwd.
Hoewel we thans in de post-industriële of
dienstenmaatschappij terecht zijn geko
men, blijft de industrieel-technologische
efficiency gehandhaafd. Dat heeft geleid
tot een „wegwerp-economie". Alles
moest zo snel mogelijk geproduceerd,
vervoerd en geconsumeerd worden.
Wegwerpprodukten, wegwerphuizen en
volgens Alvin Toffler in zijn boek
„Future Shock" - ook wegwerpvrien-
den. Onze maatschappij vertoont trekken
van een neurotische veranderingszucht.
Toch dient dit beeld te worden genuan
ceerd De Club van Rome en consorten,
maar vooral de huidige recessie, leidt ve
len ertoe een periode van langdurige stag
natie te verwachten. In zo'n periode zal
vanzelfsprekend de neiging groter worden
een ander dan een technologisch efficien-
cy-criterium te gaan hanteren. Het begrip
schaarste komt weer sterker naar voren;
zuinig omgaan met wat we hebben en het
streven naar een langere levensduur van
produkten krijgen toenemende aandacht.
In dit kader is ook de Monumentenzorg te
plaatsen. Monumenten krijgen meer en
meer aandacht. Niet alleen maar van een
groep cultuurhistorisch geïnteresseerden,
maar ook van bredere lagen van de be
volking. Kennelijk voldoen monumenten
opnieuw aan maatschappelijk rele
vante behoeften.
Vorm, functie en behoeften
Vele monumenten hebben te maken met
economische veroudering. Dat wil zeg
gen, dat, hoewel ze bouwkundig nog in
redelijke staat verkeren, de oorspronke
lijke functie verloren is gegaan. De beoog
de doelstelling is bereikt of veranderd.
Wat dan te doen?
Wij stellen dat de huidige en toekomstige
behoeften prevaleren boven die van het
verleden. Bij vele monumenten bestaat
een spanning tussen oude vorm en nieu
we behoeften. Oude gebouwen moeten
dikwijls ingrijpend worden gewijzigd voor
dat ze geschikt zijn voor een nieuwe func
tie: oude grachtenpanden voor kantoren,
oude kerken voor bioscopen, garages of
popmuziektheaters.
Het oude gebouw behoeft niet altijd een
gewijzigde bestemming te krijgen, zoals in
het geval van oude woningen en kerken.
Maar bij molens, forten, kastelen, oude
poorten en zo meer zal herstel of ombouw
op basis van nieuwe behoeften geschie
den. Deze zijn meestal:
recreatief: vele oude poorten, forten,
molens, kastelen en zo meer kunnen voor
toerisme aantrekkelijk zijn. In deze zin kan
ook een landschapsbeeld functioneren.
Daarbij is het herstel van een molen als het
compleet maken van dat beeld te be
schouwen;
educatie en cultuurhistorische overwe
gingen: voor het besef van „hoe het
vroeger was" zijn fysieke restanten uit het
verleden vaak leerzaam;
schoonheid en sfeer: oude ambachtelijk
gebouwde werken versus industriële mas
todonten, overzichtelijkheid en gezellig
heid versus kille massabouw. Nieuwe,
uniforme woonbuurten Bijlmermeer,
Ommoord, Alkmaar, Leeuwarden zou
den visueel aantrekkelijker zijn als ze ge-