wat verbergt de kerk van wemeldinge?
kap evenals de kap van de zuidbeuk aan
het gezicht onttrokken door een vlak,
hemelsblauw geschilderd houten pla
fond. Dat plafond is blijkens een bestek
in het kerkarchief in 1856 aangebracht.
Verheul was van mening dat de kerk
ruimte weer een gewelfvormige afdek
king moest krijgen, maar met de asym
metrische kapvorm wist hij geen raad.
Hij verhoogde de noordgevel 2,5 meter
6) en bouwde een nieuwe symmetrische
kap met een houten tongewelf. Een ho
gere nok zou echter vergaande konse-
kwenties voor de aansluiting tegen de
toren hebben gehad, dat zal de reden
zijn waarom hij besloot de kap af te plat
ten.
Verheul, die zoals bijv. uit zijn architec-
tuurschetsen blijkt veel waarde hechtte
aan de schoonheid van de oude bouw
werken, zal zelf niet erg gelukkig zijn
geweest met dit plat. In zijn artikel voor
het bouwkundig weekblad wordt dit
nadrukkelijk verzwegen: „De nieuwe be
kapping werd geheel naar dezelfde
vormen en hetzelfde principe als van die
over het zuiderschip, welke nog in
goede toestand was, geconstrueerd."
Ook tussen de bij het artikel gevoegde
tekeningen ontbreekt nadrukkelijk de
platte kap!
Verheul deelde het tongewelf in vier tra
veeën, waardoor een zekere eenheid
met de zuidbeuk werd verkregen. Het
gevolg was echter dat het logische ver
band met de noordgevel verloren ging.
Maar bovendien viel de as van het
nieuwe tongewelf nu niet meer samen
met de hoofdas van de kerk, die door de
toren en het koor loopt. (Fig.6) Dat ver
hoogt nog de onevenwichtigheid van de
ruimte. De oorspronkelijke asymmetri
sche vorm van de kap is door ons te
ruggevonden tegen de oostg^vel van de
toren. Wat is de oorsprong van die
asymmetrische kap? Het is immers niet
aannemelijk dat deze als zodanig is ge
bouwd. Aangezien de nok van deze kap
vrijwel in de hoofdas van de toren en
van het koor bleek te liggen, veronder
stelden wij dat de kap oorspronkelijk
symmetrisch was t.o.v. deze nok. (Fig.
7).
Er zou dan een éénbeukige kerk geweest
moeten zijn en de zuidgevel van die kerk
zou dan het spiegelbeeld van de noord
gevel kunnen zijn. (Fig. 8).
Als dat zo was ligt het voor de hand dat
er aan de zuidkant nog funderingsresten
te vinden moesten zijn. En werkelijk
vonden we onder de tegenwoordige
houten kerkvloer na enig spitten precies
op de goede plaats de fundering van
een steunbeer. Zo'n steunbeer tekent
zich ook af in de oostwand van de zuid
beuk, eveneens op de goede plaats. De
veronderstelling van H. Janse, dat zich
hier de 'vroegere smalle zuidbeuk' afte
kent is zonder twijfel foutief, evenals zijn
veronderstelling dat er ook nog een
noordbeuk zou zijn geweest.
De zuidbeuk.
We stellen ons nu voor dat men bij de
bouw van de zuidbeuk, in het begin van
de 16e eeuw, als volgt te werk is ge
gaan. Eerst werden buiten de kerk de
nieuwe gevels en binnen de kerk de ko
lommen en scheibogen opgericht. Toen
FI& 3 HutDICrE INDELING* VAN DE kEKK