TIJD SCHRIFT Opwinding 1 Opwinding 2 Opwinding 3 Opwinding 4 Kees Cijsouw 19 In Zeeland - zo hebben wij de laatste tijd uit enige schuimbekkende reacties be grepen - heeft niet iedereen het een voudig met dit kabinet. Deze ongelukki- gen kunnen wellicht enige troost putten uit het vermoeden, dat het kabinet het ook niet eenvoudig heeft met Zeeland. Maar één ding moet men deze regering toegeven: onder haar bewind is Zeeland a/s nooit tevoren opgestoten in de vaart der volkeren, er is nauwelijks een an dere provincie te vinden, waar „de re gionale problematiek" zo diep door dringt in en zo vermengd is met natio nale doelen, taakstellingen en beleids voornemens. Opwindend, hoor. Men neme slechts de vaste oeververbin ding over en onder de Westerschelde. Al sinds medio vijfenzeventig riepen Haag- sche kringen met minister Westerterp van Verkeer en Waterstaat weliswaar niet voorop, maar toch in hun midden, dat er voor het einde van het jaar een beslissing van het kabinet zou komen of men de lening voor de bouw zou goed keuren. Maar 't kwam er niet van. Nog eind december haastten de Zeeuwse staten zich een unanieme motie voor een snel besluit naar Den Haag te sturen 't baatte niet. Half januari tilde minister-president Den Uyl het project naar een nationaal ni veau door de eenvoudige uitspraak: „De ministerraad heeft besloten de beslis sing over de vaste oeververbinding Westerschelde aan te houden, omdat naast de door het kabinet reeds eerder erkende belang van het project voor Zuid-West-Nederland ook gelet moet worden op de betekenis van het project binnen het geheel van de financieel economische ontwikkeling in de ko mende jaren. Nu de raad de komende maanden beslissingen zal hebben te nemen over prioriteiten in de bestedin gen, mede in het licht van de komende publicatie van de prognose van het Cen traal Planbureau inzake de economische ontwikkeling op middellange termijn wenst de raad de beslissing over de Westerschelde-verbinding in dat kader te nemen". Uitstel dus - een sterk in opkomst ge raakt middel om politieke spanningen te laten betijen. Maar wie zou zich door zo'h motivering niet gestreeld voelen De Oosterschelde - ook een onderwerp, dat de gemoederen in en buiten Zeeland al jaren bezighoudt. En ook een onder werp, dat Den Haag zeer bezighoudt - wordt de Oosterschelde immers niet als een toetssteen voor het milieubeleid van het kabinet-Den Uyl gezien Het is bijna een half jaar rustig geweest rond dit veel besproken water, maar sinds een paar maanden beginnen er figuurlijk weer stormen over te woeden. Er ligt nog altijd de beslissing van het kabinet, dat er gestudeerd wordt op een water doorlatende dam, die getijbewe ging garandeert. En er liggen nog altijd de drie „ontbindende voorwaarden", dat zo'h oplossing financieel z'n grenzen heeft, technisch mogelijk moet zijn en in 1985 Delta-veiligheid voor het gebied moet garanderen. Intussen is gebleken, dat de eerst ontworpen oplossing een stormstuw én te duur lijkt uit te vallen, én technisch onzekerheden houdt én misschien niet in 1985 in gebruik kan zijn. Van minister Westerterp kwam eind januari dan ook de mededeling naar bui ten, dat rijkswaterstaat alle aandacht concentreert op een alternatief van de stormstuwcaissondam, een soort pijler- dam, die ook getij mogelijk zou maken. Maar intussen raakten de gemoederen weer verhit. Waterschappen en dijkbe- heerders roepen dat de Oosterschelde - volgens de beslissing van de minister raad - dicht moet, als een „open" af damming niet haalbaar is. Milieu- en na tuurbeschermers roepen om een nieuwe studie naar de verhoging van de dijken. En politici hebben zich intussen in de ge lederen van het ene of het andere koor gemengd. De tijdelijke rust is indertijd ingetreden na de publicatie van het rapport van de commissie-K/aasesz, de commissie- Oostersche/de. En in dat rapport stond in maart 1974: "Aangezien wij van de veronderstelling uitgaan, dat niemand door ons rapport ten volle bevredigd zal zijn, zullen velen aan wie dit prachtige, in vele opzichten unieke natuurgebied Hef is, zich no geen s willen laten horen: hun mond is immers nog moeilijker te sluiten dan die van de Oosterschelde zelf". Dat was maart 1974 - eindelijk weer eens een prognose die na twee jaar niet achterhaald blijkt. En dan hangt boven Zeeland nog altijd de mogelijke vestiging van Montedison nog een gebeuren, waaraan veel op winding kleeft. Het havenschap V/issingen-Oost heeft in die opwindende eerste maand van zesenzeventig stukken op tafel gelegd, wier informatie de komst van het bedrijf niet in de weg hoeft te staan. Maar er ontstond een grote roep om méér informatie. Bij milieu-groepen, bij raadsleden, bij sta tenleden. Deskundigen op allerlei terrein maken drukke dagen om die informatie- honger te voldoen en als er in raden en staten voldoende over is gepraat, zal het havenschap V/issingen beslissen of Mon tedison welkom is in het Zeeuwse. En daarna zien we met z'n allen nog even reikhalzend uit naar wat het bedrijf zélf doet. Er blijft voorlopig leven in de brouwerij. En voor de gemeentelijke bestuur ders, wier bloed van de Westerschelde, de Oosterschelde of Mdntedison niet sneller door de aderen stroomde, had de provincie nog een aardig werkje ter opwinding. Een nota onder de titel „bewoningspa- tronen", waarin de Zeeuwse gemeenten werden ingedeeld in vijf groei-groepen. Nee, nee - er werden geen namen inge vuld. Dat gebeurt later. Er werden alleen maar „typologieën" aangegeven. De indeling komt er op neer, dat som mige gemeenten wel in inwonertal - ook toevloed van buiten mogen groeien en anderen minder of niet. Er staan intrigerende zinnen in het werk je. Déze bijvoorbeeld:

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1976 | | pagina 19