honderd jaar en een boek
4
diende meer lokale markten. In 1818 telde
Nederland 27 chocoladefabrieken, waar
van 15 in Zeeland, waarvan weer 12 in
Middelburg. In ,,De Familie Kegge"
spreekt Hildebrand van ,,een mooie partij
Zeeuwsche chocolade van duizend A's".
Deze nijverheid was een gevolg van de
Zeeuwse invloéd in Suriname, resultaat
van de veroveringen van de Zeeuwse ad
miraal Crynsen. Een revolutionnaire uit
vinding van Coenraad Johannes van Hou
ten in 1828 maakte halvering van het vet
gehalte mogelijk, daardoor kwam er
massa-afzet, die weer tot mechanisering
en concentratie noopte. In 1857 had Mid
delburg nog slechts drie chocoladefabrie
ken met in totaal acht arbeiders. De Rand
stad, gunstig gelegen, nam de produktie-
funktie over. Om soortgelijke technolo
gische redenen verging het de katoennij
verheid, de scheepswerven, de margari
ne-industrie (wat later), de meekrapnijver
heid, de steenbakkerijen, bierbrouwerijen,
een brandspuitmakerij, een camphine-
fabriek (paraffine), een galonfabriek, een
leerlooierij, twee wind-olieslagerijen, een
zoutziederij, drie kalkblusserijen, twee lijn
banen, enkele zeilmakerijen, een stoom-
zuiveringsfabriek, een fabriek voor bed
den en matrassen, één voor constructie
van ijzeren werktuigen, één voor langet,
band en koord, één voor hennep-, ijzer-
draad en touwwerk, één voor brandkel-
ders, -kluizen en -kasten, een broodfa
briek, twee azijnmakerijen, een instru
mentmakerij, een meubelfabriek, twee
bessenwijnfabrieken, een pianofabriek en
vijf houtzaagmolens, alles in Middelburg.
Van al die bedrijven bestaan nog slechts
de ijzergieterij (1850) en de Vitrite (1889).
Voor Vlissingen tekenen we het verdwij
nen op van twee kaarsenmakerijen, een
bierbrouwerij en een zeepziederij. Het is
geen wonder dat de tweede helft van de
vorige eeuw gekenmerkt werd door een
omvangrijke exodus van de bevolking, die
werk vond vooral in het toen opkomende
Rotterdam. Het is het dieptepunt in Zee-
lands sociaal-economische geschiede
nis 1).
Het industriële ambacht verdween om
plaats te maken voor echte industrie in de
Randstad. De laatste resten van de oude
commercie waren eind achttiende eeuw
met de Oost- en Westindische Compagnie
al verdwenen. Van 1873 tot 1896 ging de
Jongensleerschool, 1929.