honderd jaar en een boek
een monopoliepositie heeft gehad. Ook de
afbraak van de mooie oude stad ten gun
ste van de bedrijfsontwikkeling komt niet
aan de orde. Waar is de Vlissingse bevol
king vandaan gekomen? Hebben zich na
de landbouwcrisis die in 1896 eindigde zo
als in andere stedelijke centra in Vlissingen
plattelanders gevestigd?
Het is subjectief om zoiets van een auteur
te vragen. Maar men kan wel de vraag
stellen waarom er zo vaak onderwerpen
aan de orde komen die niets meer met de
Koninklijke weg te maken hebben. Enkele
voorbeelden. Wilhelm Furtwangler ont
moet op pagina 235 en in het jaar 1935 zijn
secretaresse in de boottrein te Vlissingen.
Sjef van Dongen (1928, pagina 205, 206)
wordt met foto nog eens voorgeleid in de
redding van Mobile in de Poolzee en (pa
gina 278) nog eens als de gedeputeerde
van de polderconcentratie. Gedeputeerde
C. Philipse treffen we op dit punt in het
gedenkboek niet aan, ook niet de her
bouw- en ruilverkavelingsgedeputeerde
mr. A. J. van der Weel of zijn veelzijdige
collega dr. A. J. J. M. Mes. Op bladzijde
104 (en in 1913) legitimeert de Times de
tango, waarover Keizer Wilhelm II zich
zeer ontsteld toonde. Twee pagina's bijna
over de Haagse vredesconferentie in 1899
met als band met Vlissingen het trein
ongeluk aldaar, waarbij de achttienjarige
dochter van de Zwitserse gezant met
foto van hem omkomt. Die gezant nam
deel aan de vredesconferentie. Dit manke
beeldrijm loopt door het hele boek heen;
de foto's van deel één vooral illustreren
dit.
De anecdotische gedeelten zijn buitenge
woon boeiend en talloos, de eerste klip
per, het standbeeld van De Ruyter ver
plaatst maar 1100 beerputten blijven op
hun plaats (1894), het isolement, de brand
van de Jacobskerk, van Woelderen (pas
sim), de Zeeuwse luchtlijn, bouwnummer
214 (een thriller), bombardementen op
Vlissingen, de verwoesting van 1944, de
„Zeeland" naar Hoek van Holland, het
ontstaan van het Sloeplan (met een on
derschatte rol van de provincie), de Rus
sische roman over Vlissingen, Verolme
buitengesloten (gelijk Watt niet tot het gil
de toegelaten... men spreekt er nog
over!). Het is maar een greep en men
moet er „horizontaal" voor lezen. Over
het brede produktiepakket van de KMS
lezen we op de bladzijden 227, 246, 267,
269. In een zo breed raam is aan de Zee-
landbrug en het Veerse Meer te weinig
aandacht besteed. Geen aandacht aan de
vestiging van de NedPam en de N.V. Fijn-
werk in Vlissingen of aan het na-oorlogse
KMS-bedrijf in Breskens en het nog be
staande in Terneuzen (vermelding in
1967). Op een groot aantal plaatsen kon
digt zich het eind van de eeuw of van een
periode aan, op pagina 87 door de tele
foon (1884), op pagina 96 door de vredes
conferentie (1899), Jaap Eden (pagina 98,
1896), radio-telefonie (pagina 185, 1919 en
volgend).
Het gedenkboek was beter tot zijn recht
gekomen als het te geroutineerde kader
was ingedikt tot een meer passend, één
van concentrische cirkels, naar buiten va
ger, in de kern meer omlijnd-anecdotisch
met op de straal Vlissingen, Walcheren,
Zeeland, Nederland en zo nodig een stukje
wereldgebeuren. Zoals het bijvoorbeeld
gebeurd is op pagina 105 en 116 en verder
voor Domburg, recreatiecentrum voor de
Duitse adel en centrum van Nederlands
luminisme (Toorop met Charley, Mon
driaan, Van Heemskerck, Hart Nibbrig). Er
was samenhang tussen beide verschijnse
len. In 1914 worden Duitse officieren van
uit Domburg gemobiliseerd en „de kort
stondige relatie tussen Domburg en een
nieuwe schilderkunst was verbroken".
Slotsom: niet het beste geschrift van
Gommert de Kok, maar je leest het in een
ruk uit. Was het maar niet in een ruk ge
schreven. De presentatie heeft er niet on
der geleden. Integendeel: het is een voor
treffelijk staal van boekdrukkunst gewor
den.
Uitvoeriger in M.C. Verburg, Industriële bedrij
vigheid óp Walcheren gedurende de tweede
helft van de negentiende eeuw, Zeeuws Tijd
schrift, 1e jaargang no. 1 (1950), pagina 17 e.v.
Twee fregatten, 1968.