NASCHRIFT TUSSEN WAL EN SCHIP nog een reactie 43 Wie op de valreep onachtzaam ma noeuvreert dreigt tussen wal en schip te vallen. Uit deze benarde positie, waar we ons overigens als een vis in het water voelen, de onderstaande reactie. Allereerst hartelijk dank voor het snelle en spontane antwoord. We gaan dus door. Vervolgens voor de vriendelijke toon van de kritiek. Als ik niet wist, beste Gerard, dat je van nature een vriendelijk man bent, zou ik denken dat je zeeuwse jaren je goed hebben gedaan. Mocht die vriendelijkheid voor lezers buiten Zeeland inderdaad on geloofwaardig zijn, dan is dat jammer voor die lezers; het is voor ons geen aanleiding om ons eigen geluid te vervalsen. En dan die nostalgie. Daar ontkom je niet aan, als je probeert de dingen een beetje in hun historisch perspectief te zien. Jij blijkbaar ook niet. Is de uitgesproken af schuw van het Sloe precies dezelfde als bijvoorbeeld die van Botlek of Delfzijl? Zo ja, dan is het antwoord op de vraag hoe veel mensen er werken in één of ander statistisch jaarboek te vinden. Of hebben die schapen van Krijger deze visie ver scherpt? In dat geval is de vraag veel min der op hun aantal en veel meer op hun bestaan gericht. Wat voor mensen zijn het, waar komen ze vandaan, hoe leven ze, hoe hebben ze, binnen een halve generatie, de drastische wijzigingen on dergaan en verwerkt? Een prachtig onder werp voor een doctoraal-scriptie in de so ciale wetenschappen, die we graag zou den willen publiceren. Voorshands moe ten we volstaan met de veronderstelling dat ze, grosso-modo, fabrieksbrood eten met hygiënisch verpakte dieet-margarine, in plaats van ,,opblazers" met (te vette en te zoute) boerenboter van een afgelikt mes. Want ook de boeren bakken zelf niet meer. Daarom zijn er geen musters meer nodig en daarom moeten er vrijwilligers komen om de knotwilgen te snoeien. Die geven zich bij bossen op, zo milieu-vrien delijk zijn we wel, maar als het op de afge sproken zaterdag wat druilerig weer is, staat de organiserende opbouwwerker te vergeefs te wachten. Daarom voorspellen de landschapsdeskundigen dat de fraaie knoten snel uit de stoffering van ons land schap zullen verdwijnen. Ook geen iepen meer, vanwege de iep-ziekte en geen mei doorns meer vanwege het perevuur. Bo vendien schijnt men nu bezig te zijn om een virus te isoleren, waar populieren niet tegen kunnen, maar dat kan een fabeltje zijn. Geen fabeltje is, dat een groot aantal wezenlijke kenmerken van ons landschap aan het veranderen is. Dat we dat ver trouwde beeld niet kunnen redden met een paar natuurmonumenten" en land schapsparken is duidelijk. Leidt deze nostalgie dan niet tot de con clusie dat we ernstig moeten gaan na denken over een geürbaniseerd en artifi cieel landschap. Het Zeeuws Tijdschrift heeft bij herhaling en op dit en aanver wante gebieden op die noodzaak gewe zen. Het voelt zich niet geroepen, noch in staat daarvoor kant en klare oplossingen aan te dragen. Daarover straks; eerst nog even die nostalgie. Een uurtje goed lezen in een willekeurig nummer leidt (al thans voor jou, Gerard) tot de ,,rust van het Abdijplein". (Vergeet niet dat daar het Provinciaal Bestuur zetelt) En in die rust ontstaan er via ovenkoeken, de hondjes van Van Woelderen en de rot- smaak van thee met een kruidnagel een aantal duidelijke uitspraken. Velen zullen ze discutabel vinden, maar ze zijn er: Het Sloe is afschuwelijk! Monumentenzorg mag, maar je moet het niet overdrijven! De Zeeuwse boer is „modern" in zoverre hij spits gericht is op een uitstekende land- bouwtechnische en landbouwecono- mische bedrijfsvoering maar wordt ge remd door een traditionele trouw aan het gezag van kerk en staat. Allebei positieve kwaliteiten in een goed functionerende democratische samenleving. Maar wel eens lastig voor technocratisch gerichte organisatoren en voorlichters. Voor hen is het misschien goed om te weten dat het „rond" in goed Zeeuws, goed rond, voor al betekent, niet hoekig of weerbarstig; wel een beetje slim, een beetje: „waar geen weg is, is een omweg". Of is dat „ongeloofwaardig"? Het is Zeeuws en dus een aspect van dit tijdschrift en der halve waard om ook dit aspect ter kennis van de lezers te brengen. Dit bedoelen we met die „dwarsverbanden en dat strijk licht". Maar waar blijven nou die zweepslagen van de vuurtoren, de daverende combines en het gevecht voor de veiligheidEr zijn hete hangijzers genoeg; de Oosterschel- de, Baaihoek, de vaste oeververbinding over de Westersche/de, Dow-Chemical, Montedison, de dijkverhoging in V/issin- gen, de werkgelegenheid op Schouwen en Tholen, de bedreiging van Nieuwdorp, de visserijbe/angen, de verstede/ijkings- nota en ga zo maar door. De kranten en niet alleen de regionale pers staan vol met de feiten en de commentaren. Maar je moet ze wel lezen, daar worden ze voor gemaakt. Het heeft weinig zin om de aldus gepubli ceerde feiten en opinies nog eens te her halen en het is voor een tijdschrift, dat eens per twee maanden en dan dikwijls nog niet eens op tijd verschijnt, weinig zinvol om zich te mengen in een sterke actuele discussie. Het is wel zinnig om van tijd tot tijd de zaken eens op één noemer te brengen, zoals dit dan ook, met name in de speciale nummers vrij regel matig gebeurt. Dan is er de wetenschap zoals deze in vele specialismen en benaderd uit vele invals hoeken zijn bijdrage levert aan de dage lijkse gang van zaken. Daarover verschijnt er inderdaad te weinig in dit tijdschrift. Auteurs zijn moeilijk te vinden; ze zijn veelal te druk bezet met andere zaken en, als ze publiceren, vinden zij daarvoor via vaktijdschriften en symposia een breder en deskundiger gehoor dan bij ons. Maar we kunnen er zeker van zijn, dat ze ter plaatse waar zulks behoort gelezen en be luisterd worden. En tenslotte de op de valreep genoemde politici. Zij zullen met de kant en klare constructies moeten komen, vervat in dui delijke beleidsvoornemens en bestuursbe- slissingen op allerlei niveau. Het is aan de burgers om daar eens per vier jaar, of zoveel frequenter als puur politiek gehar rewar dat nodig maakt, een oordeel over uit te spreken. Vandaar die enorme infor matiestroom, die dagelijks over ons uitge stort wordt. Vandaar ook ruimte voor een tijdschrift dat de actualiteit als een bekend gegeven beschouwt en aandacht vraagt voor datgene dat inderhaast vergeten dreigt te worden, maar dat mede leidt tot een critische instelling en een persoonlijk inzicht. Daarbij manoeuvreert het tijd schrift inderdaad op de valreep tussen wal en schip. Dat schip wil varen, dat is zijn bestemming. Maar de wal keert het. Daar tussen is acht inderdaad veel meer dan duizend, want wie daar onachtzaam is, wordt verpletterd. Daarom zullen we, als onze lezers het toe staan, doorgaan met acht te slaan op al lerlei facetten van de Zeeuwse samenle ving. Vertellen over hoe ze waren, hoe ze zijn en hoe ze veranderen. Men mag die taakstelling van mijte vriendelijk" noe men; het is in elk geval leuk werk. Het draagt blijkbaar ook stof bij tot een duide lijke meningsvorming zie boven). Het laat echter bewust die mening zelf aan de lezer. Namens de redactie, Piet 't Hooft

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1976 | | pagina 15