universiteit en bestuur een interdisciplinaire notitie
102
menhangende deelgebieden van weten
schap beschouwd, waarbinnen tijdens de
studiefase geen enkele discipline voor
rang boven een andere kan claimen. Na
tuurlijk zal het in de praktijk van de aard
van het bestudeerde probleem afhangen
op welke discipline tijdens de beslis
singsfase uiteindelijk het zwaartepunt zal
komen te liggen, doch zelden zal dit a
priori kunnen worden vastgesteld. Pas na
de integrale analyse zal vaststaan welke
effecten tot de belangrijkste mogen wor
den gerekend.
Alvorens de betekenis van een dergelijke
integrale aanpak van het beleid te schet
sen, is het hier de plaats om op te merken
datzo een aanpaknietalléén om derwille
van het beleid gewenst is. Indien en voor
zover interrelaties tussen disciplines een
groot gewicht in de schaal leggen, is een
monodisciplinaire en ook een multidisci
plinaire aanpak onvolledig en dus fout.
Niet de bruikbaarheid van de aanpak voor
het al of niet efficiënter kunnen reageren
is doorslaggevend voor de vraag of de
aanpak moet worden gevolgd of niet,
doch slechts het feit of de analyse volle
dig is of niet. Laat zij belangrijke indirecte
effecten, met name via andere maat
schappelijke deelgebieden lopende ef
fecten, buiten beschouwing, dan ver
schaft zij onvolledige informatie en dus
onjuist inzicht in de problematiek, óók
voor zover het de individuele deelgebie
den betreft.
Niettemin is het juist, te stellen dat deze
vaststelling ook voor het beleid van grote
waarde kan zijn en wellicht reeds daarom
alleen al de moeite van het uitwerken
waard is. Beleidsproblemen hebben,
zoals alle problemen, vrijwel nimmer op
één bepaald maatschappelijk deelgebied
betrekking, ook al suggereert het bestaan
van een Rijksplanologische Dienst naast
een Economisch Planbureau en een
Sociaal-Cultureel Planbureau dat dit wel
het geval zou kunnen zijn. Beleidspro
blemen zijn juist daarom zo moeilijk om
dat er allerlei onderling elkaar beïnvloe
dende en op dit moment nog maar ge
deeltelijk geanalyseerde en/of analy
seerbare aspecten aan verbonden zijn.
Dit impliceert dat ondanks grondige we
tenschappelijke analyses toch altijd re
geerders van formaat nodig zullen zijn
om überhaupt te kunnen regeren. Prof.
Paelinck zal daarover vanmiddag nog het
nodige zeggen.
Worden de wetenschapsbeoefenaren
zich echter bewust van de onderlinge
samenhang van de deelgebieden der we
tenschap, dan zullen ook de universitei
ten weer tot grotere eenheid en integratie
kunnen komen en daardoor ook sterker
komen te staan in een tijd waarin zij aan
hevige, en, het valt niet te ontkennen,
vaak gerechtvaardigde, kritiek bloot
staan. Zij keren dan terug naar het oude
ideaal in de wetenschap: de algemeen
heid, de letterlijke vertaling en eerste be
tekenis van het woord universiteit. Ook
wordt hun werk daardoor van een grotere
maatschappelijke relevantie. Zij zullen
daarbij hun neiging tot specialisatie niet
behoeven op te geven doch nieuwe vel
den daarvoor ontdekken, gelegen in de
relaties tussen de disciplines waarvan
studie een groter rendement belooft dan
van verschillende intradisciplinaire spe
cialisaties wier marginale produktiviteit
hier en daar langzamerhand het nulpunt
begint te naderen. Het Nederlands Eco
nomisch Instituut, reeds bijna vijftig jaar
in hetzelfde gebouw als de vroegere Ne
derlandse Economische Hogeschool,
thans Erasmus Universiteit, gevestigd,
tracht op al deze gebieden een bijdrage te
leveren, ook en vooral in het praktisch
onderzoek, een essentieel complement
van de theoretische verdieping. Verschil
lende publikaties van dit instituut houden
zich specifiek met de integrale benader
ing der problematiek bezig. Uitgangs
punt voor deze studies is een zgn.
SPAMO-schemal) (Spatial Models)
waarin de interacties tussen bevolking,
sociale infrastructuur, bedrijfsvestiging,
arbeidsmarkt, verkeer en milieu, ook in
de ruimte, schematisch zijn weergege
ven. Delen van dit SPAMO-model zijn
verder mathematisch uitgewerkt en ook
statistisch getoetst.
In Zeeland zijn er problemen van inter
disciplinaire aard te over. De industriali
satie, de voltooiing van het Deltaplan, de
milieuproblematiek, de recreatie en de
verkeersverbindingen vormen slechts
enkele onderdelen van het dichte net van
onderling gerelateerde problemen
waarin de wetenschap moet helpen de
weg te wijzen die naar haar mening het
best kan worden begaan. De wetenschap
kan dit uiteraard niet alleen. Zij dient niet
slechts interdisciplinairtezijn, doch moet
ook een andere discipline kunnen op
brengen n.l. luisteren naar de practici en
degenen die met het beleid en daardoor
(wellicht gedeeltelijk ten onrechte) met
de verantwoordelijkheid voor de maat
schappelijke ontwikkelingen zijn belast.
De manifestatie van vandaag is een be
wijs dat men dezerzijds daartoe bereid is
en ook de bestuurderen bereid zijn naar
de wetenschap te luisteren.
Ik moge besluiten met de wens uit te
spreken dat dit contact een begin van zulk
een toenadering is die niet alleen be
vruchtend moge werken doch ons allen
ook weer wat meer bescheidenheid met
betrekking tot het eigen kunnen moge
bijbrengen, een eigenschap, die de beoe
fenaar van de wetenschap zowel als de
bestuurder in gelijke mate dientte sieren.
1Voor een uitgewerkt schema zie J. A. M. Heijke, L. H.
Klaassen en C. J. Offereins, Naar een arbeidsmsrktmo-
del, Tjeenk Willink, Groningen, 1975.