ENIGE KNELPUNTEN EN WENSELIJK- dr. W. van Voorden HEDEN VOOR DE ZEEUWSE wetenschappelijk AnDEIDSIVIAnKT der sociale wetenschappen ADDrinoimnni/t hoofdmedewerker faculteit Stelling 1 De Zeeuwse arbeidsmarkt is klein en kwetsbaar Toelichting: De omvang van de arbeidsmarkt in Zee land is gering. Hij bedraagt ongeveer 2% van de nationale werkgelegenheid. Een vergelijking (in manjaren) tussen enige provincies levert het volgende beeld op (C.P.B. augustus 1974) Zeeland 101.700 Drente 119.000 Friesland 159.600 Groningen 175.500 Utrecht 297.500 Zuid-Holland 1.171.500 De kwetsbaarheid van de Zeeuwse ar beidsmarkt laat zich in diverse richtingen uitwerken. -Zeeland kent een lage bevolkingsdicht heid (178 inwoners per km2, tegen 394 voor Nederland). Gegeven een bepaalde bedrijfsgrootte werken veranderingen in de werkgelegenheid sterk door op het lo kale nivo. - De geringe omvang en grote spreiding van deZeeuwse arbeidsmarkt impliceren dat - gegeven een bepaalde bedrijfs- grootte - bedrijfsveranderingen (vesti gingen, uitbreidingen, inkrimpingen, sluitingen) een grote invloed uitoefenen op de stand van de arbeidsmarkt. - De sterke vertegenwoordiging van sei zoengebonden bedrijfstakken als de landbouw, de bouw, het toerisme, re creatie, werken een stabiele werkgele- genheidsstruktuur niet in de hand. - Geografische gegevenheden zoals diepe inkepingen in het gebied door zeearmen, perifere ligging t.o.v. indus triekernen, bevorderen het isolement van bepaalde gebieden (m.n. Zeeuws- Vlaanderen en Noord-Zeeland). Veel hangt hier overigens af van infrastruktu- rele voorzieningen. - De leeftijdsopbouw van de bevolking in Zeeland steekt ongunstig af tegen die voor Nederland als geheel. De jongste leeftijdscategorieën zijn minder en de oudste (boven 65 jaar) sterker vertegen woordigd. Tussen 1967 en 1972 heeft het aandeel van de jongeren zich ontwikkeld naar het nivodat voorgeheel Nederland geldt; het aandeel van de ouderen nam nog verder toe, terwijl de middelste leeftijdscatego rie verder bij het vergelijkbare Neder landse deel (dat zelf enigszins toenam) achterbleef. Een onderbezetting van de jongste en middelste leeftijdscategorieën (waarschijnlijk tengevolge van vertrek, wellicht om scholingsredenen) is nadelig voor een gezonde arbeidsmarktontwikke ling. - Zeeland kent sinds 1966 een vesti gingsoverschot. De indruk bestaat dat bij nieuwe bedrijfsvestigingen (vooral in de periode 1959-1971 toen de Investerings Premie Regeling (plusminus6000 nieuwe arbeidsplaatsen) in Zeeland van toepas sing was) de kaderleiding van elders wordt aangetrokken. Ten eerste duidt dit op onvoldoende aansluiting van de op leiding van Zeeuwen en is het een teken van een onevenwichtige opbouw van de beroepsbevolking, ten tweede veroor zaakt dit een naar geografische herkomst gelaagde arbeidsmarkt. Beide faktoren maken de Zeeuwse arbeidsmarkt kwets baar. Stelling 2: De vergelijking van de verdeling van ar beidsplaatsen over de sektoren land bouw en visserij, nijverheid en dienstver lening tussen Zeeland en Nederland als geheel leidt tot de conclusie dat Zeeland een ontwikkelingsfase achter ligt bij Ne derland. Toelichting: Zeeland Nederland 1950 1966 1973 1950 1966 1973 Landbouw en visserij 28 16 10 15 8 7 Nijverheid (incl. bouw) 34 39 41 40 42 35 Diensten 38 45 49 45 50 58 100 100 100 100 100 100 De Fransman Maurice Lengellé onder scheidt een viertal ontwikkelingsfasen in de verdeling van de werkgelegenheid over de sektoren (Growth of the com- merse and service sector in Western Eu rope; in: Manpower problems in het ser vice sector, O.E.C.D. 1966): 1e fase de landbouw neemt af, de nij verheid toe, de werkgelegenheid in de dienstensektor is klein. 2e fase: de landbouw neemt af, de nijver heid en diensten nemen toe. 3e fase: de werkgelegenheid in de nijver heid is hoog en stabiel, de toename van de dienstensektor is gelijk aan de afname in de landbouw. 4e fase: de landbouw is klein en stabiel, de nijverheid neemt relatief af en de dien stensektor groeit. Nederland verkeert in de laatste fase, wel licht zelfs verder, gezien de opeenhoping van werklozen met jobs in de diensten sektor (administratief personeel, acade mici). Zeeland verkeert in de 2e en/of 3e fase, ook de nijverheid groeit hier immers nog. Stelling 3: Deze relatieve achterstand oefent een gunstige invloed uit op de omvang van de werkloosheid en een ongustige op de inschakeling van vrouwen in het arbeids proces. Toelichting: Het doorschuifproces in Nederland als geheel is zover dat arbeid zich ophoopt in de dienstensektor, waar onvoldoende emplooi (of financiën) is om ieder aan de slag te krijgen. Academici en lager admi nistratief personeel zijn typisch catego rieën die voornamelijk hun werk in de dienstensektor vinden. En deze catego rieën vertonen juist de hoogste werk loosheidscijfers. In Zeeland is deze door schuiving naar de dienstensektor (nog niet in die mate opgetreden; de hiermee verbonden vorm van strukturele werk loosheid is daar minder aanwezig. De ontwikkeling in Zeeland vindt hoofdzake lijk plaats in de zeehavenindustrie. Het relatief achterblijven van de werkgele genheid in de dienstensektor beïnvloedt de deelneming van de vrouw aan het ar beidsproces. Vrouwen zijn immers over wegend in de dienstverlening werkzaam. Het ontbreken van voldoende ruimte in de dienstensektor bevordert het vertrek van vrouwen. In het begin van de jaren zeventig stijgt het aanbod van vrouwen uit boven de vraag. Stelling 4: Op verschillende punten blijkt dat Zee land deze achterstand inloopt: a. binnen de industriële sektor treedt een verschuiving op van zwakke - overwe gend arbeidsintensieve - naar sterk groeiende - arbeidsextensieve - bedrijf stakken (die overigens de vraag naar grenswaarden uit een oogpunt van ruim telijke ordening en milieuhygiëne in ver sterkte mate oproept).

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1976 | | pagina 15