124 wat verwacht zeeland op het gebied van de gezondheidszorg van de erasmusuniversiteit rotterdam? waardoor op dit moment wachtlijsten van enige jaren zijn ontstaan. De be hoefte aan opgeleide bedrijfsartsen is nog steeds groot. Naar mijn mening biedt Rotterdam met zijn uitgebreide en gevarieerde industrie bijzonder goede mogelijkheden om deze oplei ding ter hand te nemen. Ook voor op leiding tot milieu-hygiënist biedt Rot terdam uitstekende mogelijkheden, gezien de sterke milieuverontrein iging waarmee men in het Rijnmond gebied worstelt. Zeeland kan als real- tief maagdelijkgebiedten aanzien van de milieuverontreiniging bij allerlei onderzoek op dit terrein dienst doen als een vergelijkingsobject binnen re delijke afstand van Rotterdam gele gen. De vraag of deze opleiding een academische studierichting milieu kunde dan wel een postacademische opleiding - b.v. als "tak" van de sociaal-geneeskundige opleidingen - zou moeten zijn, valt momenteel niet te beantwoorden. 4e Ten aanzien van de paramedische op leidingen valt op te merken dat in Zee land slechts een opleiding voor phy- siotherapeuten bestaat. Voor de an dere in de wet genoemde paramedis che beroepen t.w.: oefentherapeuten (Mensendieck, Cesar), diëtisten, mondhygiënisten en orthoptisten iser geen opleidingsmogelijkheid in Zee land. Ook een logopedisten-opleiding ontbreekt. Te verwachten valt dat al deze hogere beroepsopleidingen steeds meer in het verlengde zullen komen te liggen van de universitaire opleidingen, zodat de E.U.R. er in de toekomst steeds nauwer bij betrokken zal worden. 5. Researchvoorzieningen. Na de algemene lijnen zoals in desamen- vatting gegeven, volgen hieronder een aantal voorbeelden van situaties in Zee land die in aanmerking komen voor we tenschappelijk onderzoek. Daarna volgen enkele opmerkingen over wetenschaps- en onderzoeksbeleid. Levensverwachting. De levensverwachting in Zeeland is hoger dan die in overig Nederland (zie bijlage 1 Burema (1975) wijst op het belang van de levensverwachting als parameter voor de volksgezondheid en op de aanwezigheid van gezonde en minder gezonde (sociale) structuren in de samenleving. Voor deopbouw van een gezondheidsbe leid is het van belang te weten waardoor verschillen in levensverwachting tussen verschillende landstreken worden ver oorzaakt. Bos (1976) zoekt een verklaring voor de gunstige Zeeuwse cijfers in de lage be volkingsdichtheid en in de lage agressivi teit van het drinkwater. Ook Rotterdamse onderzoekingen toon den een verband aan tussen de gezond heid en drinkwater. (Biersteker 1967, 1971, Biersteker en Zielhuis 1975). Volgens deze onderzoekingen is het aan tal gevallen van ischaemische hartziekten duidelijk verhoogd in streken waar zacht drinkwater gedronken wordt. (Bij man nen wasdit iets minderduidelijk maarwei waarschijnlijk). Eveneens bij vrouwen werden zeer duide lijk meer gevallen van kanker van het spijsveteringskanaal gevonden in zacht watergebieden. In Zeeland nu, vinden we de hoogste sterfte aan kwaadaardige gezwellen van Nederland, een getal dat met name ver oorzaakt wordt door kanker van het spijs verteringskanaal (bijlage 2). Een vergelij kend onderzoek naar deze (en andere) in vloeden op de levensverwachting, waar bij zowel Rotterdam als Zeeland worden betrokken, lijkt in dit verband belangwek kende resultaten te kunnen opleveren. Suicide. Reeds lang trekt het de aandacht dat in Zeeland de suicidecijfers niet onbelang rijk hoger liggen dan in de rest van Neder land. In Nederland worden de cijfers voor Zeeland slechts overtroffen door die van de grote stedelijke agglomeraties, (bijla gen 3 en 4). Omtrent de oorzaken van de hogere zelf moordcijfers tasten wij in het duister. Meertens (1938), Kruyt (1960), Van Ooyen (1965) en van Scheyen (1975 en 1976) zoeken verband met het z.g. bevindelijke christendom; van Willigenburg (1966) en Elshout (1975) ontkennen dit. Van Ooyen (1965) wijst op de immigratie van Huge noten, die als'zijnde Fransen, mogelijk een grotere tendens tot zelfmoord mee brachten. Tenslotte wijst Van Willigenburg nog op de mogelijke invloed van het functie verlies van de maatschappij. Twee zaken weten wij zeker: Op de eerste plaats neemt bij toene mende leeftijd het suicidegevaar toe. Zeeland nu telteen aanzienlijkgroteraan- tal bejaarden dan de rest van Nederland, (bijlage (5). Wie suicidecijfers wil vergelijken zal vooraf de bevolkingen die hij wil vergelij ken naar leeftijd dienen te standardise- ren: de vraag luidt: wat zouden de suicide-cijfers voor Zeeland zijn, wanneer Zeeland dezelfde leeftijds-opbouw zou hebben als Nederland in zijn geheel? Het is zeer wel denkbaar dat na deze bewer king de thans levende ongerustheid over de hoge Zeeuwse cijfers geheel of voor een groot deel kan worden weggenomen. Het tweede punt waar zekerheid over be staat is dat bepaalde bevolkingsgroepen, t.w. weduwen en weduwnaars, geschei den mensen en ongehuwden, duidelijk meer risico lopen, (bijlage 6). Ditfeit komt ook naar voren uit het cliëntenbestand van de verschillende afdelingen van het Zeeuws Instituut voor de Geestelijke Volksgezondheid. Het is dan ook zeer te recht dat dit Instituut bij zijn preventieve activiteiten aan deze risico-groepen met prioriteit aandacht wil schenken. Uit bo venstaande moge blijken dat ten aanzien van de suicide in Zeeland nog een stuk research nodig is waarin verschillende disciplines dienen samen te werken zoals de sociale psychiatrie, de demografie, de sociologie en de godsdienstsociologie. Bovendien zal een evaluatie-onderzoek noodzakelijk zijn naar de resultaten van de genoemde preventieve actiteiten. Gezondheid en milieu. Juist bij onderzoek naar het verband van gezondheid en milieu kan vergelijkend onderzoek tussen het vervuilde Rijn mondgebied en het relatief schone Zee land belangrijke gegevens opleveren. Reeds werd door Biersteker, Van Leeu wen en Zielhuis (1976) een onderzoek verricht naar de fluoridebelasting bij schoolkinderen in Borsele, terwijl door Biersteker, Kerrebijn en Van Leeuwen (1976) onderzoek werd gedaan tussen luchtverontreiniging en luchtwegaan doeningen (C.A.R.A.). Hierbij werd een vergelijking gemaakt tussen Zuid- Beveland en het Westland. Bij genoemde onderzoekingen werkten de E.U.R. en de G.G.&G.D. te Rotterdam samen met de gemeente Borsele, de schoolartsendienst in Zuid-Beveland en de Provinciale Raad voor de Volksgezondheid in Zeeland. Thans bestaat in Zeeland belangstelling voor een onderzoek naar de samenhang tussen luchtverontreiniging in de Zeeuws-Vlaamse Kanaalzone en lucht-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1976 | | pagina 32