wat verwacht de erasmus universiteit van zeeland?
131
zijnde facetten van topzorg, teneinde
vanuit hun latere werkkring zo goed mo
gelijk te kunnen verwijzen;
d. voor een juiste begeleiding en beoor
deling van het onderwijs in de geaffi
lieerde ziekenhuizen zal de daarvoor ver
antwoordelijke facultaire onderwijsstaf in
het academisch ziekenhuis de noodzake
lijke praktische kennis moeten kunnen
onderhouden; op basis van een eigen kli
nische (onderwijs-)praktijk in het acade
misch ziekenhuis zal hij in nauw overleg
met de docenten in de geaffilieerde zie
kenhuizen het niveau en de opzet van de
klinische basisopleiding moeten kunnen
bepalen;
e. voor de na- en bijscholing van medi
sche beroepsbeoefenaren, zal gezien de
taak die de faculteit der geneeskunde
hierin vervult, het academisch ziekenhuis
de noodzakelijke specialistische en su-
perspecialistische mogelijkheden moe
ten bieden;
f. voor de opleiding en na- en bijscholing
van verpleegkundigen en paramedisch
en medisch ondersteunend personeel zal
het academisch ziekenhuis voldoende
accommodatie en een gevarieerd patiën
tenbestand moeten kunnen bieden; dat
geldt sterker nog voor de voortgezette op
leidingen opdat het academisch zieken
huis en de andere instellingen van ge
zondheidszorg verzekerd blijven van ver
pleegkundig personeel dat ook bij top
zorg kan worden ingezet;
g. het academisch ziekenhuis zal in
nauwe relatie met de faculteit in staat
moeten zijn vanuit een centrale positie
steun te geven aan de effectiviteit van de
gezondheidszorg in alle echelons; ook
daartoe zal het zelf optimale preventieve,
poliklinische en klinische zorg moeten
kunnen bieden;
h. het academisch ziekenhuis zal be
stuurlijk aan de geregionaliseerde ge
zondheidszorg moeten deelnemen".
Belangrijk is dat het academisch zieken
huis alle echelons van intramurale zorg
omvat. Het academisch ziekenhuis is een
regionaaltopziekenhuis metsuperspecia-
listische funkties, doch het levert ook een
bijdrage aan de lokale patiëntenzorg. In
dit opzicht wordt het academisch zieken
huis binnen de regionale gezondheids
zorg een plaats toegedacht overeenko
mend met het in Zweden toegepaste mo
del. Persoonlijk lijkt mij dat tegen een
dergelijk systeem geen duidelijke bezwa
ren kunnen bestaan en het is mij niet dui
delijk waarom Dr. Roelink in zijn discus
sienota op p. 26 stelt "de Zweedse classi
ficatie c.q. opbouw in categorieën van
ziekenhuizen lijkt, hoewel in Nederland
door sommigen onderschreven, voor ons
land op funktionele, geografische, histo
rische en culturele gronden te moeten
worden afgewezen". Wanneer hij eerder
in zijn nota (p. 24) kritiek levert op de
overwegende rol van het (academisch)
ziekenhuis bij de opleiding van de a.s.
medicus, kan ik het stellig met hem eens
zijn. Doch in dit opzicht zijn er geen typi
sche verschillen tussen academische- en
niet academische ziekenhuizen. We mo
gen verwachten dat de nieuwe elementen
in het medisch curriculum (huisartsge
neeskunde, maatschappijwetenschap
pen etc.) het noodzakelijk evenwicht in de
opleiding zullen herstellen.
Het is mijn stellige overtuiging dat de
praedoctoraal opleiding (tot en met het
doctoraal examen) geconcentreerd dient
te blijven bij medische faculteit en aca
demisch ziekenhuis. De hechte verbon
denheid tussen medische faculteit en
academisch ziekenhuis maakt een goede
medische-biologische vorming van de
a.s. arts mogelijk. Na het doctoraal exa
men kan de meer praktisch gerichte be
roepsopleiding voor een belangrijk ge
deelte buiten het academisch ziekenhuis
plaats vinden.
Teneinde aan de specifieke taken van het
academisch ziekenhuis te kunnen vol
doen nl. het geven van wetenschappelijk
geneeskundig onderwijs en het doen van
wetenschappelijk geneeskundig onder
zoek moeten, zoals in de basisfilosofie
wordt aangegeven, een "voldoende aan
tal voor de lokale en regionale morbiditeit
representatieve patiënten worden opge
nomen" en "dient er daarenboven een
voldoende aantal patiënten te kunnen
worden opgenomen dat voorzieningen
van bovenregionaal specialistisch niveau
behoeft". De Erasmus Universiteit en het
Academisch Ziekenhuis Rotterdam ver
wachten van Zeeland dat in dit opzicht
"de patiëntenstroom" in voldoende mate
naar het AZR zal worden geleid.
De grote toeneming van het aantal stu
derenden in de studierichting der ge
neeskunde en het daardoor in de acade
mische ziekenhuizen ontstane gebrek aan
co-assistentplaatsen voor de individuele
klinische vorming tot arts vormden de be
langrijkste aanleiding tot affiliatie. "Het
grondbegrip affiliatie kan worden om
schreven als een in beginsel blijvende
samenwerking tussen één of bij hoge uit
zondering meer universiteiten enerzijds
en één of meer niet-academische zieken
huizen anderzijds, betreffende het kli
nisch onderwijs ter voorbereiding op het
artsexamen en het aan dat onderwijs ge
bonden wetenschappelijk onderzoek".
Affiliatie betreft dus op dit moment uit
sluitend de ziekenhuizen in de regio. Met
Roelink (p. 25 van zijn nota) kan ik het
gaarne eens zijn wanneer hij stelt "het
beleid dient erop gericht te zijn, dat de
medische opleiding mogelijkheden krijgt,
die gebaseerd zijn op alle medische voor
zieningen in het gebied van de regio van
de faculteit". Ongetwijfeld zijn er in de
provincie Zeeland verschillende medis
che voorzieningen buiten de ziekenhui
zen, welke bij uitstek van belang zouden
zijn voor de opleiding van de a.s. arts.
Men onderscheidt bij de affiliatie twee
vormen: de z.g. volledige en partiële affi
liatie. Bij een volledige affiliatie gaat het in
principe om een samenwerkingsvorm
waarbij veelal slechts één of enkele spe
cialisten in het ziekenhuis bij het onder
wijs zijn betrokken. De Erasmus Universi
teit heeft thans uitsluitend partiële affilia
tiecontracten met de ziekenhuizen te
Goes en Middelburg. Mijns inziens is de
partiële affiliatie met relatief kleinere zie
kenhuizen voor onze faculteit daarom be
langrijk, omdat juist deze ziekenhuizen
een direkte en goede samenwerking on
derhouden met het 1e echelon in al zijn
facetten.
Regionalisatie in de gezondheidszorg
wordt door velen aangeduid als één of
andere vorm van samenwerking. Deze
samenwerking wordt ook benadrukt in
het tweede rapport van de affiliatie
adviescommissie.
Het lijkt mij dat de medische professie in
zijn totaliteit eigenlijk verantwoordelijk is
voor het medisch onderwijs aan diege
nen aan wie de volgende generatie van
ons volk wordt toevertrouwd. Het is on
mogelijk (en ook onjuist) dat de academi
sche ziekenhuizen een volledige be
roepsopleiding aan alle studenten tot
hun artsexamen zouden geven. Op deze
wijze zouden ook de andere taken van het
academisch ziekenhuis in het geding ko
men: de opleiding van specialisten, de
overige postgraduate opleiding (bijscho
ling), en het medisch wetenschappelijk
onderzoek. Voor deze funkties is het
noodzakelijk dat in het academisch zie
kenhuis de zg. "advanced patientcare"
plaats vindt.