milieunormen en milieuethiek
153
soonlijk ben ik niet erg onder de indruk
geraakt van de methode, omdat deze ge
makkelijk kan ontaarden in een status quo
op gebied van de zuiveringstechnieken.
Waar evenwel een beter alternatief wordt
gesignaleerd, is het zaak als overheid zijn
„best practicable means"-normen snel
aan te passen, teneinde de burger maxi
maal haalbare bescherming te geven.
Voor geluidhinderbestrijding is bijvoor
beeld de fluisterbromfiets een al lang ge
boden alternatief. Niettemin is de overtui
ging bij de overheid en volksvertegen
woordiging blijkbaar onvoldoende ge
weest tot nu toe het alternatief te bevor
deren door normverlaging. De weerstan
den hier zijn gedeeltelijk van internationa
le aard: men streeft naar harmonisatie van
normen in West-Europa. Het beschikbaar
hebben van een alternatief maakt in ieder
geval de normstelling niet tot een wassen
neus. De verwachting is dan ook dat er op
dit gebied binnenkort verbetering komt.
Wij hebben nu drie belangrijke overwe
gingen bij een normstelling genoemd:
1. wij zouden het min of meer natuurlijke
milieu als model kunnen kiezen;
2. voor xenobionten kan het om het
milieu te sparen nodig zijn een absoluut
verbod in te stellen;
3. waar een beter alternatief geboden
wordt moet men niet aarzelen het milieu
zoveel mogelijk te sparen door de normen
in deze richting te laten werken.
Milieucompartimenten
Een vierde overweging, die ik hier graag
centraal zou willen stellen, betreft het risi
co van niet op elkaar afgestelde normen
voor voedsel, water en lucht. In de
V.E.W.I.N.-aanbevelingen in het kader
van de Waterleidingwet vinden wij bij
voorbeeld een illustratie van de moeilijk
heid die ontstaat als dit niet gebeurt. In
deze aanbevelingen wordt voor lood een
nog toelaatbare waarde genoemd van 300
fig/l12). Indien wij even aannemen dat het
hier om een persoon gaat die 2 liter maxi
maal verontreinigd water drinkt zou dit
overeenstemmen met een dagelijkse toe
voer van 600 u.g. Te zelfder tijd lees ik in
H20 in de rubriek nieuwsberichten,13ldat
het loodgehalte van het Rijnwater te Rot
terdam aan het pompstation slechts 1
p.g/l bedraagt. Mijn vraag is: in hoeverre
is hier rekening gehouden met de 'natuur
lijke" loodtoevoer die via de andere twee
kanalen bestaat?
Het zal wel duidelijk zijn dat met de eerste
drie overwegingen weinig werd gerekend.
Voor wat betreft de harmonisatie tussen
voedsel, water en lucht, dient er van te
worden uitgegaan dat het voedsel het
moeilijkst te beschermen is tegen lood.
Lood is een natuurlijk element, dat ons
o.a. via de landbouwgewassen bereikt.
Het gemiddelde voedselpakket bevat per
dag ongeveer 300 pg berekent men.14 Ook
de lucht bevat lood, dankzij het gebruik
van antiklopmiddelen zelfs in belangrijke
mate. De concentraties lood in de mo
derne steden liggen ongeveer honderd
keer zo hoog als in maagdelijke gebieden
en bereiken gemiddelden van enkele mi
crogrammen per m3. Omdat de mens op
volwassen leeftijd bij enige inspanning 20
m lucht inademt, leidt dit tot een toevoer
van circa 60 pg onder ongunstige omstan
digheden. Naar mijn gevoel staat het getal
600 dat volgens de V.E.W.I.N.-aanbeve
lingen mogelijk is, onevenredig hoog ge
noteerd bij deze vergelijking. Dit klemt te
meer omdat er steeds bezwaren tegen alle
vermijdbare toevoer van lood naar voren
komen in de literatuur (o.a. in de vorig jaar
op een internationaal lood symposium in
Amsterdam gedistribueerde papers).151
In de praktijk blijkt soms behoeft te be
staan aan een verdeelsleutel voor beschik
bare milieuverontreinigingsruimte. Indien
wij pogen een dergelijke sleutel te ont
werpen, zouden wij de verhouding voed
sel: water: lucht op 100 1 kunnen stellen.
Uitgaande van de 300 pg Pb in voedsel,
komen wij tot 30 ug in water en 3 pg in
lucht. De wateropname op 2 liter per dag
schattend, komen wij tot een normvoor-
stel van 15pg Pb/1 drinkwater. Voor lucht
de toevoer op 20 m3 schattend, komen wij
op een norm van 0,15 ug Pb/m De drink
waternorm kan zeker gehaald worden als
er geen loden buizen meer toegestaan
worden. De luchtnorm zal pas worden ge
haald als geen organische loodverbindin-
gen meer aan de benzine worden toege
voegd. Zodra dit stopt zal de norm bereik
baar worden, lijkt mij.
Het aantrekkelijke van een dergelijke ge
combineerde normafleiding, is dat de na
tuurlijke getallenverhoudingen in het mi
lieu minder geweld worden aangedaan.
Omdat er twee stoffen zijn die momenteel
ook sterk in de belangstelling staan bij de
milieuhygiënisten, te weten kwik en cad
mium, wil ik deze verontreinigingen ook
graag met de verdeelsleutel toetsen.
Het blijkt dan dat er met het voedselpakket
normaliter ongeveer 20 pg Hg (verbindin
gen) wordt aangevoerd14. Hieruit zou een
A.D.I. van 2 pg in water en een van 0,2 pg
in lucht af te leiden zijn. Dit zou een drink
waternorm betekenen van 1 pg Hg/I drink
wateren een luchtnorm van 0,01 pg Hg/m3
lucht.
De door W.H.O.16 voorgestelde water
norm komt uit op ongeveer hetzelfde getal
De luchtnorm wordt in Rotterdam volgens
een recent rapport van de Keuringsdienst
van Waren (Evendijk 1971)" niet over
schreden.
Voor cadmium bedraagt de toevoer met
het voedselpakket per dag ongeveer 50'
pg14. De water- en luchttoevoer zouden
hierop gebaseerd 5 en 0,5 pg mogen be
dragen. De drinkwaternorm, als boven af
geleid, zou dan 2,5 pg/l mogen worden,
die voor lucht, 0,025 pg/m3. Het W.H.O.
normvoorstel is 10 pg1De luchtnorm zou
in Rotterdam volgens het rapport van
Evendijk niet worden overschreden,
althans niet door de gemiddelden.
Tenslotte zou ik dus mijn vierde en be
langrijkste overweging nog even willen
samenvatten:
4. er moet zoveel mogelijk toegenor-
meerd worden naar natuurlijke verhoudin
gen bij de opstelling van normen voor af
zonderlijke milieucomponenten. Dit kan in
geval van lood, kwik en cadmium mis
schien met een eenvoudige verhoudings
formule nagestreefd worden.
Milieuethiek
Door wijsgeren wordt de mens beschre
ven als een cognitief en normatief wezen.
In het bijbelverhaal eten Adam en Eva van
de verboden vrucht in de Hof van Eden.
Ook dit symboliseert dus de verschillen die
er zijn in de sociobiologie tussen mens en
dier. De mens is niet langer een onschuldi
ge bewoner van de aarde. Door zijn ken
nis van allerlei verschijnselen en natuur
wetten op aarde, is hij veroordeeld zijn
gedrag aan te passen aan deze kennis.
Er schuilt in deze typisch menselijke pro
blematiek een rijke bron voor conflicten.
In de eerste plaats garandeert kennis in
een vrije samenleving niet automatisch
aangepast gedrag, getuige de moeilijkhe
den die er zijn met gezondheidsvoorlich
ting en opvoeding op gebied van voeding,
roken, enz. In de derde plaats is er geen
uniforme welvaart en kennisverbreiding,
zodat successen op kleine schaal mis
schien toch niet kunnen voorkomen dat er
een ecocatastrophe volgt.
Wanneer wij praten over milieunormen
denken wij doorgaans niet aan milieu
ethiek, maar in feite vormt deze wel de