interdisciplinaire benadering in de provinciale bestuurspraktijk 98 zijde. De informatie veroudert snel en - aldus de O.E.C.D. het herschikken van die informatie is niet adequaat. Zij acht een systematische, continue en multi disciplinaire 'recycling' van informatie noodzakelijk. Hier is niet alleen de articulatie van het rijks- naar het provinciale niveau van be lang. Ook aan het gemeentelijke vlak moet worden gedacht en dat vraagt om een goed toegeruste apparatuur en om een goed samenspel met de provinciale diensten, vooral met de semi-officiële (E.T.I, en Opbouworgaan), die zich vrij onafhankelijk kunnen opstellen. De men selijke schaal die steeds meer de aan dacht krijgt is een dimensie die vooral de gemeentebesturen kunnen toevoegen, waar op het provinciale niveau eerder de structuren de nadruk hebben. Beleidsvoorbereiding. Het contact tussen het bestuur en de ge noemde diensten is overwegend func tioneel gericht, m.a.w. op de verant woordelijke gedeputeerde. Een aantal zaken loopt dwars door de diensten heen; het aantal hiervan groeit. Zo is een provinciale commissie begeleiding industie-ontwikkeling ingesteld, die alle aspecten bijeen brengt. Deze centralisa tie is zowel voor het beleid als voor het bedrijfsleven van groot nut. Een ander voorbeeld is het initiatief van de recrea tiecommissie tot het samenstellen van een integraal beleidsplan voorde recrea tie. Een systematische en volledig door dachte interdisciplinaire benadering is nog niet doorgevoerd, leder van de be trokken diensten heeft zijn eigen doelstel ling. Provinciale Waterstaat coördineert de vraagstukken van verkeer, waterstaat en milieu. De planologische dienst coör dineert vanuit de optiek van de ruimte lijke kaders. Het E.T.I. heeft een advise rende taak ten aanzien van de ontwikke ling van de welvaart. Het opbouworgaan heeft eveneens een adviserende op dracht met inschakeling van de raden op het gebied van het welzijn en stelt zich tevensten doel de inspraak van de bevol king tot zijn recht te laten komen. Het beeld van mens en maatschappij bij ieder der diensten is eenzijdig. Zij hebben te maken met in hun ogen ideale cliënten. Zoals Katherine Whitehorn stelde op het in april jongstleden gehouden congres over Patient Counselling: de ideale pa tiënt eet alles, snurkt niet en heeft maar één vaas met bloemen, één ziekte en één bezoeker per bezoekuur. Er is een andere organisatie nodig om tegengestelde doelstellingen tegen el kaar af te wegen. De keuze moet uit de lengte of de breedte komen. Welke eco nomische offers zijn verantwoord tegen over het welzijnsbeleid, het milieube heer, de volksgezondheid, de onder wijsmogelijkheden en hoe verhouden zich de laatste sectoren onderling? In het paarse boek over de ontwikkeling van zuidwest Nederland wordt een eerste poging gedaan geïntegreerd te werken met economische, sociaal-culturele en ruimtelijke modellen, zonder dat dit tot tastbare resultaten heeft geleid. In de Verstedelijkingsnota is het denken al wat verder gevorderd en wel met betrekking tot de keuze van het verstedelijkingsmo- del met als varianten de houding ten aan zien van de verouderde woonwijken, de spreiding van woningbouw en dichtheid van bebouwing, de inkomensgroepen, de afstemming van wonen en werken, de mobiliteit, de ligging van de recreatiege bieden en de integratie van milieuwaar den. In de moderne begrotingsruimtetheo rieën komen vier stadia van beleidsplan ning voor. Aan de basis zijn er de hogere doelstellingen, b.v. ten aanzien van het inkomen in de landbouw, de veiligheid van het verkeer, de capaciteit van de ge vangenissen enz. Hierop gefundeerd komen de prestatiebegrotingen, zoals het aantal hectaren ruilverkaveling, de kilo meterlengte van wegen, het aantal artsen enz. Vervolgens is het woord aan de be leidsanalyse teneinde het materiaal vooral financieel vergelijkbaar te maken. Tenslotte eindige dit in de opstelling van meerjarenbegrotingen. Deze methodiek is het meest nodig en uitvoerbaar op lan delijk niveau. Maar ook op provinciaal en gemeentelijk niveau is zij een nuttig in strument, in de eerste plaats om de de partementen te overtuigen en in de tweede plaats om de eigen financiële ruimte optimaal te benutten. De provinciale beleidsplanning die ook in Zeeland in de steigers staat volgt de zelfde lijnen met als mogelijke hoofdpun ten de coördinatie van de multi disciplinaire benadering, het bepalen van prioriteiten uiteindelijk in een beleidsplan en het opstellen van een meerjarenbe groting. Dit geheel moet dan gevoed worden vanuit de Staten en dus gepoliti seerd. Na de voeding dient het denkpro ces te worden gedepolitiseerd. Vandaar dat de werkgroep die dat werk overkoe pelt en bestaat uit de dienst- en afde lingshoofden het best geleid kan worden door de voorzitter van het college van gedeputeerde staten. Het spreekt vanzelf dat het depolitiseren o.a. inhoudt dat al ternatieve beleidsvoorstellen komen, mits ze politiek relevant zijn. De opvattin gen van malcontenten dient via de offi ciële politieke opiniëringsprocessen te lopen. Wat de openbaarheid - het wetsontwerp openbaarheid van bestuur heb ik op het oog - betreft levert deze beleidsmetho- diek een bijdrage aan de beperking van de vierde macht, de ambtenaren. Op deze wijze worden de grote beleidslijnen dui delijker en de alternatieven komen op ta fel te liggen. Bij de planologische kern beslissingen is dit reeds zo. Dezelfde verwachtingen bestaan te aanzien van de zogenaamde integrale structuurplannen die niet tot het noorden beperkt zullen blijven. Multi-disciplinaire benadering De moeilijkheid van het integrale onder zoek is natuurlijk de ongelijkwaardigheid van zaken die aan de orde zijn. De theo rievorming hierover is in Nederland sterk bevorderd door Prof. L. H. Klaassen, president-directeur van het Nederlands Economisch Instituut, met name in en kele publicaties van de O.E.S.O. De in het provinciale onderzoek gebruikte technieken zijn met name extrapolerend en explicatie! Extrapolerend zijn ze, om dat ze de trend volgen en zich afvragen of de toekomst de logische extensie is van het verleden. Explicatief zijn ze omdat de vraag inherent is welke maatregelen er nodig zijn en welke de gevolgen van de inspanning zijn. Speculatief zijn ze veel minder, omdat ze niet sterk responderen op de verwachte behoeften, b.v. met be trekking tot het milieu. Correlatief zijn ze nog minder, inzoverre zij de opties niet toetsen aan de interne consistente rela- tiestussen een serie onafhankelijke voor spellingen. Tenslotte zijn ze niet sterk

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1976 | | pagina 6