ZEEUWSE LEERGANGEN Leergangen
F. L. Maandag
docent Zeeuwse
In deze inleiding gebruik ik de termen
tweedekans-onderwijs en tweedeweg-
onderwijs. We zullen zien dat van de eer
ste uitdrukking een enigszins oneigenlijk
gebruik is gemaakt.
In de discussienota: „Contouren van een
onderwijsbestel" wordt tweedekans-on
derwijs aangeduid als onderwijs voor die
mensen, die tijdens hun schoolperiode
een kans op een bepaald soort onderwijs
hebben laten liggen.
Deze mensen hebben duidelijk een onder
wijsachterstand. In de Zeeuwse Leergan
gen vindt u deze mensen niet (meer).
Tengevolge van stringente toelatingseisen
door het ministerie gesteld, vinden we hier
in hoofdzaak twee groepen studenten/
cursisten, namelijk:
a. zij, die na een volbrachte beroepsop
leiding voor het onderwijs, verder wil
len studeren voor een 2e- of 3e-graads-
bevoegdheid (lo engels, mo-A neder-
lands, lo tekenen of handvaardigheid
enz.);
b. zij, die het tweedeweg-onderwijs vol
gen, dus zij, die na de voltooiing van
de leerplicht gaan werken en een part
timestudie volgen ter voorbereiding op
een mo-A-examen (met minimaal Ha
vodiploma).
Tweedekans-onderwijs
ad a
Ik zei zoéven: een oneigenlijk gebruik van
de term: tweedekans-onderwijs, omdat
hier geen sprake is van „hebben laten lig
gen van een kans op bepaald onderwijs".
Wel een aangrijpen van een geboden kans
om naast het beroep van onderwijzer of
kleuterleidster of leraar NO in avondstudie
een lagere of middelbare vakakte te beha
len en een hogere soort van onderwijs te
gaan dienen. We kennen velen onder
onze collega's die middels onderwijzer via
een lo- en een mo-studie een doctoraal
studie volgen of gevolgd hebben en hun
studie soms nog afronden met een docto
raat.
Tweedeweg-onderwijs
Voor deze groep staat naast een lagere
aktestudie handwerken of tekenen, alléén
maar de mo-A-weg open, mits de voorop
leiding voldoende is.
Vele van de jongeren, die van een Havo of
Atheneum komen vinden moeilijk in een
lerarenopleiding (dagonderwijs) een
plaats. Het aanbod overtreft verre de
plaatsingsmogelijkheden. Voor deze jon
geren ligt hier de mogelijkheid tot verdere
studie, vaak de enige mogelijkheid.
Na 1970 besloten docenten en studenten
van de C-afdelingen der Christelijke Peda
gogische en der Rijkspedagogische Aca
demie te Middelburg samen te gaan wer
ken in één instituut, de Zeeuwse Leergan
gen.
Intern werken beide afdelingen admini
stratief gescheiden, naar buiten treden ze
op als één instituut.
Zij verzorgen alleen maar C-cursussen met
deels eigen en deels van buiten aange
trokken docenten en leiden op tot Staats
examens lo en mo-A.
Toelating als cursist kan alleen, als de
cursist de wettelijk vereiste vooropleiding
heeft om zich aan een examen te kunnen
onderwerpen. Een uitzondering hierop
vormen de mo-A-opleidingen: hier wordt
dezelfde vooropleiding vereist die de le
rarenopleidingen nieuwe stijl ook moeten
stellen namelijk minimaal Havo.
Thans worden aan de Zeeuwse Leergan
gen de volgende cursussen gegeven:
Nederlands mo-A
Duits mo-A L,
>3 jaren, 4 uur per week
Engels mo-A
Wiskunde mo-A J
(Duits lo) 2 jaren, 2 uur per week
Engels lo 2 jaren, 2 uur per week
Wiskunde lo 2 jaren, 3 uur per week
Tekenenlo 2 jaren, 8 uur per week
Handenarbeid lo 2 jaren, 8 uur per week
Handwerken lo 2 jaren, 8 uur per week
Lich. Oefening lo 2 jaren, 8 uur per week
en als nieuwe opleiding Muziek lo.
Bijna alle cursussen hebben een 1e-, 2e-
en 3e c.q. 1e- en 2e-leerjaar.
Werk- en studieomstandigheden van
de cursist
Het aantal cursisten per jaargroep is klein,
dit is een voordeel.
Het huiswerk is veel, zelfstudie speelt een
zeer belangrijke rol. Het nadeel is, dat wie
achterop raakt met zijn huiswerk al gauw
de aansluiting met de lessen mist. De inzet
der docenten is optimaal; voor verreweg
de meesten geldt dat dit „avondwerk"
naast een volledige of gedeeltelijke dag
taak in het onderwijs gedaan wordt.
Dat het percentage geslaagden per akte
opleiding, over een aantal jaren genomen,
rond het landelijk gemiddelde ligt, stemt
tot tevredenheid.
De vorming tot onderwijsgevende kwam
tot voor kort nauwelijks aan bod. Stofken-
nis en examentraining staan nóg groten
deels centraal; een verschuiving van het
accent, waardoor ook de didactiek er bij
betrokken wordt, is in de examenpro
gramma's van de verschillende lagere en
middelbare akten waar te nemen.
In enkele gevallen, met name in de lagere
akten tekenen, vrouwelijke handwerken
en handenarbeid en lichamelijke oefening
is een volledig herzien examenprogramma
er oorzaak van dat in de opleiding op
pedagogische, psychologische, alge
meen- en vakdidactische aspecten sterk
de nadruk wordt gelegd.
De parttime-lerarenopleiding en de
ontwikkeling in de toekomst
Het heeft in de bedoeling van het mini
sterie gelegen dat binnen enkele jaren de
oude mo-A- en lo-opleidingen zouden ver
dwijnen. Dit hield automatisch een „af
bouwen" van de C-cursussen in den lande
in.
De zeven thans bestaande lerarenoplei
dingen zouden in de vorm van parttime
opleidingen regionaal gespreid het
werk moeten overnemen. Interne moei
lijkheden, als de enorme schaalvergroting
bijvoorbeeld, hebben tot nu toe de reali
satie van de parttime-lerarenopleidingen
gestagneerd; het is ook een gigantische
opdracht waarvoor de instituten zich ge
steld zien.
De motie-Evenhuis door de Tweede Ka
mer aanqenomen geeft hen respijt tot
1980-1983.
De Provinciale Onderwijscommissie van
Zeeland heeft een aparte afdeling het zo
genaamde Delta-instituut, dat ijvert voor
het behoud van een 2e- en 3e-graads lera
renopleiding in Zeeland. Participanten zijn
de beide pedagogische academies voor de
Zeeuwse Leergangen; verder het Neder
lands Genootschap tot opleiding van lera
ren voor het beroepsonderwijs, afdeling
Avondschool Goes; de inmiddels opgehe
ven lerarenopleiding in Goes en het Eco
nomisch Technologisch Instituut.
In hoeverre het Delta-instituut bij de uit
eindelijke realisatie betrokken zal worden
is nog een vraag.
In het begin van dit jaar is door het depar
tement de wens geuit dat de toekomstige
parttime-lerarenopleiding in Goes zal wor
den gevestigd onder juridische en organi
satorische verantwoordelijkheid van de le
rarenopleiding Zuidwest-Nederland.