VERSLAG VAN DE DISCUSSIE 168 De bijeenkomst van sectie VI werd bijge woond door ca. 25 personen. Na de inleidingen en de hieruit voortko mende vragen resteerden een tweetal pro blemen die in een levendige discussie na der de aandacht kregen. De heer Bonnet beantwoordde vragen be treffende de lerarenopleiding over het schoolpraktikum, de vereiste vooroplei ding en de keuzemogelijkheden in de vak- kenkombinatie. Een vakkenkombinatie bestaat uit een hoofdvak (2e graadniveau) en een bijvak (3e graadsniveau). Vele kombinaties van vakken zijn mogelijk. Ekonomie is het enige vak dat men als hoofd- en bijvak in één kombinatie kan kiezen. De heer Maandag gaf een toelichting op de motie-Evenhuis en de motie-Hermes, en beantwoordde vragen over de beroe- penmogelijkheden van een aantal m.o.- akten. De motie-Evenhuis houdt in dat de regering pas in de eerste helft van de tach tiger jaren met voorstellen over de nieuwe part-time opleidingen mag komen. De mi nister had het voornemen om in augustus 1978 met de nieuwe opleidingen van start te gaan. De motie-Hermes nodigt de rege ring uit de huidige m.o.-opleidingen te verbeteren en hiervoor de gelden, die voor de totstandkoming van de nieuwe part-ti me opleidingen waren begroot, te benut ten. De inleiding van de heer de Oude gaf aan leiding tot een uitwisseling van informatie over de in Rotterdam en in Zeeland ont plooide initiatieven om tot samenwerking te komen tussen scholen voor hoger be roepsonderwijs (h.b.o.). De nota „Hoger onderwijs in de toekomst" juicht het toe dat dergelijke initiatieven vanuit het on derwijsveld worden geëntameerd. In Rotterdam heeft een eerste bespreking tussen de instellingen voor h.b.o. plaats gevonden. De besprekingen zullen wor den vervolgd nadat eerst door een werk groep de bestuurlijke struktuur van de sa menwerking in een nota nader is uitge werkt. In Zeeland worden tussen de besturen van de vijf h.b.o.-soorten reeds een jaar be sprekingen gevoerd over de mogelijkhe den om tot een samenwerkingsverband te komen. Medio juni 1976 zullen de bestu ren moeten beslissen over een, in nauw overleg met het ministerie van O. en W., ontworpen model van samenwerking. In dit samenwerkingsmodel zijn opgenomen de bestaande scholen uit de neutraal-bij zondere sektor en het bevoegd gezag van de openbare (voorheen rijks) pedagogi sche akademie. De rijks pedagogische akademie komt onder het bevoegd gezag van een rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam, ingesteld door een gemeen schappelijke regeling, waarin deelnemen de gemeenten Goes, Middelburg en Vlis- singen. Met de christelijke pedagogische akademie wordt een samenwerkingsover eenkomst gesloten. Deze konstruktie biedt Zeeland: behoud van de bestaande opleidingen, een school voor h.e.a.o. en, mogelijk, nieuwe algemene programma's. Hierna volgde een diskussie over de pro blematiek voortvloeiend uit de fasering van het schoolpraktikum in het studiepro gramma van de leraren-opleiding. In de lerarenopleiding vindt het school praktikum plaats in het derde en vierde leerjaar. Dit betekent dat de student eerst na twee jaar studie zijn geschiktheid voor het door hem later uit te oefenen beroep kan bezien. Bestaan er geen instrumenten om de geschiktheid voor de aanvang van de studie te meten of, zoals bij de pedago gische akademies, kan het schoolprakti kum niet eerder worden opgenomen in het studieprogram? Dit laatste is, aldus de heer Bonnet, niet mogelijk vanwege de, op dat moment, nog te geringe theoreti sche kennis van de student. In het verle den heeft men getracht instrumenten te hanteren waarvan men verwachtte de ge schiktheid te kunnen meten. Echter zon der resultaat. Ook elders heeft men deze ervaring met metingen vooraf. De school- dekanen kunnen in deze niet meer doen dan vanuit hun eigen ervaring de aspirant docent te wijzen op de vele aspecten van het leraarschap. Een tweede punt van diskussie betrof de taakverzwaring in de studie-advisering. Met de verkorting van de studieduur, de verminderde horizontale doorstromings mogelijkheden, de ondoorzichtigheid van de arbeidsmarkt enz. komt ook de studen- tendekaan voor een taakverzwaring te staan. De begeleiding van de student zal in de loop der tijd steeds meer gaan vra gen, waarbij het initiatief in tegenstelling tot vroeger, veel meer zal moeten uitgaan van de studentendekaan. De taakverzwa ring van de schooldekaan is in de inleiding van de heer De Oude geschetst. Het voor stel van één der Zeeuwse school- en be roepskeuzeadviseurs om tot meer samen werking te komen met de school- en stu- dentendekanen vindt, in het licht van het bovenstaande, instemming. Momenteel vindt slechts in incidentele gevallen sa menwerking plaats. Met name de objecti viteit die de school- en beroepskeuzeadvi seur als buitenstaander in het advies kan leggen, wordt als waardevol beschouwd. Besloten wordt om te streven naar een formalisering van de samenwerking tus sen de Zeeuwse bureaus voor school- en beroepskeuze en de Zeeuwse kring van schooldekanen. P.J. Filius

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1976 | | pagina 76