PLEIDOOI VOOR MAATSCHAPPIJ- lector sociale geschiedenis
rCCPUICnCMIC faculteit der sociale
ÜtoLmtUtlMlo wetenschappen
dr. W. P. Blockmans
Hoewel in Nederland tijdens de laatste ja
ren de animo om geschiedenis te gaan
studeren aan de universiteit opvallend
groot is, verkeert de geschiedenisweten
schap sedert enige tijd in een vertrou-
wenskrisis. In verschillende landen van
Europa werd het vak beknot zowel in de
middelbare scholen als aan de universitei
ten, de kredieten aan vorsers in deze sek-
tor werden erg beperkt, er werd vaak ho
nend over dit als nutteloos bestempelde
vak gesproken.
Eén van de gevolgen van deze krisis was
zeker dat de historici de hand in eigen
boezem hebben gestoken en zich zijn
gaan bezinnen of inderdaad ook niet een
te grote zelfgenoegzaamheid in eigen
kring mede verantwoordelijk kon geweest
zijn voor het verlies van aanzien. Men
heeft ingezien dat de funktie van de ge
schiedeniswetenschap in de huidige sa
menleving elke duidelijkheid miste, en dat
de historicus te weinig voeling had gehou
den met de andere wetenschappen die
zich tijdens de voorbije generatie snel
hadden ontwikkeld.
De conceptie maatschappijgeschiedenis
die aan de Erasmusuniversiteit tijdens de
voorbije jaren gestalte kreeg, beoogt een
antwoord te bieden op de geschetste pro
blematiek. Hierbij wordt er van uitgegaan
dat de uiteindelijke doelstelling van elke
beoefening van de geschiedenisweten
schap moet gericht zijn op het verklaren
vanuit een genetisch oogpunt van de
aktuele werkelijkheid. Een dergelijke ver
klaring moet idealiter toelaten een bijdra
ge te leveren tot beleidsvoering van elke
aard.
Het tweede uitgangspunt van de Rotter
damse conceptie is dat een degelijke ana
lyse van de ontwikkeling van samenlevin
gen noodzakelijk een beroep moet doen
op de methodologische verworvenheden
van de andere wetenschappen. Hoewel
deze elk een specifieke invalshoek op de
werkelijkheid vertegenwoordigen, en dus
slechts een partiële verklaring van die rea
liteit kunnen bieden, moet ernaar ge
streefd worden haar zo veelzijdig mogelijk
te belichten. Een optimale analyse van een
maatschappelijk verschijnsel zou dan ook
de kombinatie vergen van een veelheid
van wetenschappelijke disciplines, zoals
geografie, ekonomie, antropologie, socio
logie e.d.m. Hiermee zijn beperkingen van
het menselijk bevattingsvermogen ver
bonden, die het vooralsnog moeilijk ma
ken om de werkelijkheid echt interdiscipli
nair te onderzoeken. Niettemin gaan de
Rotterdamse historici ervan uit dat een zo
ver mogelijk doorgedreven interaktie van
analyse- en verklaringstechnieken, eigen
aan diverse menswetenschappen, de enig
mogelijke weg is om grote eenzijdigheden
bij de rekonstruktie van het verleden te
vermijden.
Overigens dient men zich te hoeden voor
een feticisme van de interdisciplinariteit.
In feite is elke realiteit veelzijdig: zij ver
toont steeds ekologische, ekonomische,
sociale, normatieve, mentale aspekten.
Het is slechts de wetenschapsbeoefening
van de laatste decennia die zich door
steeds meer specialisering oneindig is
gaan kompartimenteren. Elk onderdeeltje
is een eigen leven gaan leiden, heeft eigen
instituties gekreëerd die de grenzen met
andere hokjes scherp hebben afgebakend,
en de eigen identiteit geperpetueerd heb
ben. Te vaak verliest men hierbij uit het
oog dat deze ver doorgedreven disciplina-
riteit slechts een middel was tot kennis
verdieping. Het samenvoegen van de
veelvuldige en bijzonder verfijnde ken
nisfragmenten tot ruimere interpretatie
schema's is daarbij op de achtergrond ge
raakt, mede omdat het zo ontzettend
moeilijk is geworden om door alle techni
sche snufjes heen nog fundamentele men
selijke problemen in hun ware kontekst te
ontwaren.
Deze problemen doen zich zowel op het
micro- als op het macroniveau voor. Op
dit laatste punt hebben de historici reeds
langdecomparatieve methode ontwikkeld.
Zelfs een oppervlakkige waarneming van
de aktuele wereld laat toe te konstateren
dat er zich grote verschillen voordoen in
ontwikkelingsniveau's van samenlevin
gen. Dit verschijnsel kan al worden vast
gesteld gedurende enkele millennia. Op
eenzelfde tijdstip leven bepaalde maat
schappijen op een wijze die een funda
mentele gelijkenis vertoont met de situatie
van anderen in een vroegere of een latere
periode. Sommige historici, zoals Arnold
Toynbee, hebben vooropgesteld dat elke
beschaving een eigen ontwikkeling door
maakt van groei, bloei en verval. Deze
simplistische analogie met de botanica
doet niet alleen te weinig de kontinuïteit
van bepaalde kuituurpatronen uitkomen,
zoals zij ook de vitale interaktie tussen
maatschappijen van verschillend ontwik
kelingsniveau onderschat, maar zij laat
vooral de gelegenheid onbenut om de her
haalbaarheden, de rekurrenties in het
menselijk samenleven aan te tonen.
Hiermede raken we een derde grondstel
ling van de conceptie maatschappijge
schiedenis. Het is ons te doen om de ver
klaring van de huidige wereldsituatie.
Welnu, die vertoont een pleiade van kul-
tuurniveau's, gaande van nog enkele
sinds de laatste decennia schaars gewor
den samenlevingen die geen of weinig
landbouw en schrift kennen, via samenle
vingen die aan primitieve landbouw (roof
bouw) doen, via meer geürbaniseerde en
op handel gerichte samenlevingen, naar
de geïndustrialiseerde samenlevingen.
Hoewel er in de totale geschiedenis van de
mensheid ontegensprekelijk een versnel
lende ontwikkeling te bespeuren valt, be
vindt het overgrote deel van de huidige
wereldbevolking zich toch in een situatie
die fundamenteel vergelijkbaar is met de
kondities waarin diezelfde of andere sa
menlevingen zich vroeger bevonden. Wil
men dus een diep inzicht verwerven in de
voorwaarden van bepaalde samenlevings
patronen, dan volstaat een synchronische
analyse niet, maar dient ook een diachro
nische vergelijking betracht worden van
gelijkaardige omstandigheden ,,all over
the world" en in alle tijden.
De grote konstanten in het menselijk be
staan zijn immers de mens zelf en zijn mi
lieu. Fundamenteel biedt een bepaald mi
lieu aan een menselijke gemeenschap
slechts een beperkt aantal mogelijkheden.
Vergelijkende waarneming laat toe vast te
stellen dat die gemeenschappen een onte
gensprekelijke logika aan de dag leggen
bij de bepaling van hun levensvoorwaar
den. Vanuit deze optiek is het mogelijk
een typologie op te stellen van samenle
vingsvormen. Dankzij een dergelijk sche
ma is het ook mogelijk sluitende verklarin
gen te geven voor afwijkingen. Hierbij kan
gebruik worden gemaakt van de antropo
logische inzichten over het menselijk be-
hoeftenpatroon, dat, naarmate samenle
vingen komplekser worden, ook meer ver-
fij nd is.
Op macroniveau komen we aldus tot een
benadering van de wereldgeschiedenis,
niet volgens de arbitrair-Westerse kriteria
van tijdsperioden, maar volgens een typo
logie van maatschappijen, onderscheiden
volgens hun graad van kompleksiteit. De
ze wordt wezenlijk bepaald door techno
logische faktoren, welke uitmaken hoe de
ekonomische struktuur van een samenle
ving er uit ziet. Hiermee hangt ook de so
ciale struktuur samen, nl. de graad van ar-
hpiH<;\/PrHolinn cnr-iolo Hifforor-»+io+ioor.