BLIK IN DE TOEKOMST VAN ZEELAND, M P' 1870. ASPECTEN VAN VERBINDINGEN centrum zeeuws delta- ZOALS HET KANAAL DOOR WALCHEREN^'*" Zoals Ter Braak ons heeft geleerd, dat we tenschap bedrijven het in hoofdzaak ple gen is van fatsoenlijke diefstallen,1 zo heeft Van Duinkerken ons duidelijk ge maakt hoe relatief het begrip tijd is. De ti tel van onze voordracht is al plagiaat want gebruikt door Nagtglas voor een brochure onder de schuilnaam Willebrord, letterlijk ,,Een blik in de toekomst" geheten en ge schreven in het najaar van 1870. Wat Nagtglas beschrijft is een droom in de Zeeuwse trein men was bezig de spoor lijn naar Vlissingen door te trekken en hij zag de toekomst voor de Zeeuwse hoofdstad wel zitten. Wanneer hij in droomtoestand bij de brede kaai en het ruime Middelburgse stationsplein komt, zag hij wel bedrijvigheid, maar toch niet de vermoeiende rusteloze handelsbewe ging van een grote koopstad. Zijn vriend antwoordt op deze constatering, dat het te voorzien was ,,dat de gouden bergen, waarvan sommigen bij den aanleg der spoor- en kanaalwerken droomden, hare schatten hier niet alleen zouden uitstorten en dat het beter gelegen Vlissingen daar van meer voordeelen trekken zou. Doch, hoe het zij, wij hebben hier rede tot te vredenheid; het gaat de stad goed en hare bevolking is reeds tot over de veertig dui zend inwoners geklommen, een cijfer grooter dan ooit te voren en dat ook Vlis singen spoedig zal hebben bereikt".2 La ten wij zeggen dat wij aan de realisatie van het getal 40.000 ruim een eeuw later toe zijn. Verder boden hem de toen nog niet voltooide spoorweg- en kanaalwerken ook in sociaal-cultureel opzicht rijke per spectieven. Van Duinkerken geeft in zijn „Legende van den tijd" (ed. 1941) het voorbeeld dat door de verkeersmiddelen te versnel len de moderne mens geen tijd heeft ge wonnen. „Als honderd jaar geleden iemand uit Amsterdam een zakenrelatie ging be zoeken in Alkmaar waren daar, ongeacht de voorafgaande beleefdheidscorrespon dentie, twee volle dagen en een Zon- dagsch pak mee gemoeid, vandaag wordt een zaak van het zelfde belang binnen de vijf minuten telefonisch opgeknapt en in geval van nood neemt onze zakenman een avondretourtje, maar de man van vandaag heeft het niet minder druk dan de man uit de vorige eeuw, die hetzelfde inkomen verdiende. Hij heeft het integendeel druk ker". Wij keren terug naar het Walcheren van 1870. Het uitbreken van de Frans-Duitse oorlog en de mobilisatie in Nederland heb ben geen vertragende invloed op de wer ken aan het kanaal door Walcheren. De voorbereidingen voor de Sloedam worden gemaakt en de sluiswerken te Veere en Vlissingen hebben voortgang. Aan de sluiswerken te Veere neemt Carolus Mat- theus Ghijsen als jong opzichter in dienst van de firma Alberts deel. De brieven van Matthieu Ghijsen, zoals hij in de wande ling wordt genoemd, zijn door zijn doch ter in 1964 in het Archief van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschap pen uitgegeven en behandelen zijn Veerse tijd 1868-1873).4De brieven zijn in het frans geschreven hij is afkomstig uit Maastricht en geven een levendig beeld van de reacties van de jonge man op de werken op Walcheren, maar hij reageert ook op het Europees gebeuren. De berucht strenge winter van 1870-71, die in het overwonnen Frankrijk de oorlogsel lende verdubbelt, wordt ook in heel wat minder benarde omstandigheden gevoeld. Op 14 februari 1871 schrijft Matthieu Ghijsen naar huis, dat hij een treurige winter heeft gehad. ,,lk zit hier bijna altijd alleen en dat is allesbehalve plezierig. Dan weer sneeuw, dan weer dooi,wat de we gen zo onbegaanbaar maakt, dat ik niet naar Veere kan als ik wil. Bijna niets te doen, nu het werk zo goed als stil ligt. Tot enige troost een lekker vuur om bij te dro men, maar niemand om mee te praten. Robinson Crusoe, had tenminste Vrijdag nog Om U duidelijk te maken wat de reis terug van zijn kerstverlof naar Veere betekent, volgt hier de beschrijving. „Om te begin nen vertrekt de trein uit Luik een half uur te laat, zodat hij de aansluiting in Meche- len mist. Na de nodige tijd wachten wor den een paar onverwarmde personenwa gens achtereen goederentrein gekoppeld. Verstijfd van kou komt hij, inplaats van 9.50 's avonds, te middernacht in Ant werpen, waar een lekker vuur, een gezel lig maal met een reisgenoot en een goed bed hem weer op temperatuur brengen. Vertrek de volgende ochtend om 7.39, aankomst te Roosendaal met maar 20 mi nuten vertraging. Maar hij haalt ditmaal de aansluiting naar Goes, en rijdt van daar, met de heer Alberts, die hij in Roosendaal heeft ontmoet, per rijtuig naar het Sloe. Van een poging de verbin ding aan het Katse Veer te pakken horen wij ditmaal niet. Die viel blijkbaar bij dit winterweer „vanzelf" uit. Het kwam er dus op aan per roeiboot „de zeearm" (Ie bras de mer) over te steken, zoals hij bij zulke gelegenheden het Sloe betitelt, half uit eerbied, half uit ergernis Inderdaad is het op deze januariedag van 1871 geen kleinigheid, deze laatste hindernis te nemen. Bij aankomst om half een bij het veer, is er geen sloep en geen veerman te bekennen, het Sloe is zó overdekt met ijs- schotsen, dat er geen vierkante meter vrij water te zien is. De heren gaan dan ook maar terug naar de herberg, op een mi nuut of zes afstand van het veer, en wach ten op de dingen die komen zullen, in ge zelschap van drie andere passagiers en de post, eten en drinken ze wat en luisteren naar de klachten van een schipper, wiens boot al enige tijd in het ijs vastzit en die in deze verlatenheid de herberg is het enige huis binnen een omtrek van 15 km het eind van de winter zit af te wachten. Eindelijk, tegen vier uur 's mid dags, kan de overtocht per roeiboot wor den gewaagd. Het is nog steeds beeste- weer sneeuw, hagel, wind maar de kans moet worden aangegrepen: een e- norme ijsschots heeft zich op beide oe vers vastgezet, erachter is genoeg open water om de oversteek te doen, als men dadelijk doorzet. Binnen een kwartier landt de boot veilig op de Walcherse kust, een half uur later is men per diligence in Middelburg, waar het rijtuig van de Veer se werken, in Goes per telegram besteld, nog geduldig staat te wachten. Gegeven het weer en vroegere ervaringen, zal de koetsier wel op een paar uur speling heb ben gerekend! Eindelijk dan om half zeven na een reis die 11 uur heeft ge duurd worden ze heelhuids in Veere afge leverd. „Al regende het gouden Napo léons op Zuid-Beveland, aldus het eind- commentaar, ik zweer je, dat ik zo'n reis niet meer zou ondernemen". We geloven, dat we ons niet behoeven te verontschuldigen voor dit lange citaat, dat de dochter van Matthieu Ghijsen, dr Rika Ghijsen de samenstelster van het Woordenboek der Zeeuwse Dialecten ons heeft gegeven 6). Een dergelijke reis behoorde ook tot het verleden. In 1871 komt de Sloedam klaar. Twee jaar later kunnen de feesten worden gevierd naar aanleiding van de afsluiting der werken: het doortrekken van de spoorlijn tot Vlis singen en het klaarkomen van haven- en kanaalwerken. Nagtglas, die wij al hebben aangehaald, en die over alles en nog wat met betrek king tot Zeeland heeft geschreven, over ziet in 1894 wat er in de vorige eeuw heeft plaats gevonden in een boek: „Wat het was en wat het werd", verschenen 1894. Hij haalt daarin een qeschiedkenner aan.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1976 | | pagina 80