toekomst van zeeland 1870, het kanaal door walcheren
1 75
seulement et ressemblant mieux a des
bandits qu'a des ouvriers honnêtes."
De werken vinden gestaag voortgang. De
werken waardoor heel Walcheren wordt
doorsneden zijn des te ingrijpender omdat
ook heel het afwateringssysteem van de
polder Walcheren moet worden veran
derd. Het betekent ook dat er met de pol
ders van Nieuw- en St. Joosland afwate
ringscontracten moeten worden gesloten
om de zaken te regelen. Thans nog mer
ken wij hoe verstrekkend de gevolgen
zijn van de veranderingen door de kanaal-
en spoorwegwerken. De opening van de
Zeeuws-Limburgse spoorlijn op 1 maart
1872 te Middelburg is groots opgezet. De
Middelburgse he courant heeft een feestuit
gave aan de viering gewijd. Het feestdiner
is met het woord enorm nog te zacht
uitgedrukt. Merkwaardig is de samenstel
ling van de feeststoet waarin alle rangen
en standen zijn vertegenwoordigd en
waarbij de belangrijkste groepen duidelijk
de toekomstverwachtingen der Zeeuwen
symboliseren. In de benaming Zeeuws-
Limburgse spoorlijn zat duidelijk het oude
idee van Dronkers: schakel tussen Enge
land en Duitsland over Zeeuws gebied. De
lijn naar Vlissingen doorgetrokken 1 no
vember 1872, de havens voltooid 7 sep
tember 1873 en om nog een datum te noe
men 3 september van hetzelfde jaar werd
het kanaal door Walcheren opengesteld.
Het opschrift van één der banieren in de
feeststoet te Middelburg nl. Zeeland: Brug
over den Oceaan, is veelzeggend. De
noord-zuidverbinding wordt geheel verge
ten terwijl de Moerdijkbrug in 1872 toch
ook gereed komt. Het is typerend voor de
situatie.
Van Tijn heeft in een tussenhoofdstuk in
het tiende deel van de Algemene Geschie
denis der Nederlanden13gesproken over
Nederland omstreeks 1870 als op de
drempel van de nieuwe tijd. ,,Op het ge
bied van het transport en van de koloniale
cultures was de verandering kort na 1870
even plotseling als groot. Men kwam ook
nog net op tijd, om van de geweldige
nieuwe mogelijkheden te profiteren, om
opnieuw als mogendheid te kunnen mee
tellen. Noordzeekanaal en Nieuwe Water
weg kwamen nog net op tijd om
Nederland zijn natuurlijke functie van
transitogebied voor het zich stormachtig
ontwikkelde Rijnland te hergeven
Zeeland en de Zeeuwse hoofdstad hebben
met uitzondering van Vlissingen in geringe
mate van de spoorweg- en kanaalwerken
geprofiteerd. Ontwikkelde zich het kanaal
door Zuid-Beveland tot een der drukste
vaarwegen van Europa, het verkeer langs
het kanaal door Walcheren bleef tientallen
jaren van bescheiden omvang. Het is bijna
symbolisch, dat als wij de geschiedenis
nagaan van het Prins Hendrikdok te Mid
delburg, dat 30 juni 1876 werd geopend
en als sluitstuk beschouwen van al de
werken, dit dok een halve eeuw na de
opening werd opgeheven. De oude tijden
van een druk scheepvaartverkeer van en
naar Middelburg waren voorbij.
Verburg heeft in de eerste jaargang van
het Zeeuws Tijdschrift laten zien hoe in de
tweede helft van de 19e eeuw op Walche
ren vele oude bedrijven ten onder gaan."
Hij heeft hiervoor een aantal factoren ge
noemd. Maar hoe komt het dat de hoog
gespannen verwachtingen van 1870 niet
zijn vervuld, eenvoudig omdat dromen al
tijd bedrog zijn, ook de droom van Nagt-
glas, die voor heel de samenleving zul
ke schone perspectieven zag. Wat is de
menselijke factor in het spel van krach
ten? Mogen wij ook niet constateren dat
een gastarbeider als Matthieu Ghijsen, die
deel zal gaan uitmaken van de in 1873 te
Middelburg gevestigde Houthandel Al
berts door zijn initiatieven, ook op sociaal
gebied, mede het bedrijf tot bloei brengt?
Zijn het niet de niet-Zeeuwen, die „De
Schelde" groot maken? Hoe is het met de
kanaalstreek in Zeeuwsch-Vlaanderen?
Ook hier buitenlanders die de grote bedrij
ven stichten. De hand in eigen boezem is
een versleten cliché, maar daarom niet
minderwaar.
Wij zijn wel ver afgedwaald van ons be
perkte thema: Het Kanaal door
Walcheren". Maar laten we ons eens tot
de vragen in het programma bepalen:
1. Wat waren de beweegredenen tot het
graven van dat kanaal?
Antw. Ingevolge de aanleg van de
spoorweg en het sluiten van de Sloe-
dam moest een vervangende vaarweg
worden gemaakt. De droom van
Dronkers, een hoog opstoten van Zee
land, was een utopie.
2. Welke instellingen of personen hebben
zich daartoe sterk gemaakt?
Antw. Eerst Dronkers en Van Sorge,
later het provinciaal bestuur en de ge
meente Midelburg. Een Engelse maat
schappij en buitenlandse aannemers en
geldschieters.
3. Welke problemen moest het hoofd
worden geboden?
Antw. De technische problemen kon
den dankzij nieuwe technieken als het
betonstorten. de verlichtina. de tractie.
maar ook de grotere aannemersmaat
schappijen in vergelijking met vroeger,
in vrij korte tijd het hoofd worden ge
boden.
De bestuurlijke problemen lagen in de
lange aanloopperiode vooral op inter
nationaal en nationaal terrein. Op klei
ner schaal was het vooral het polderbe
stuur dat zich met de problemen van de
afwatering geconfronteerd zag. De ge
meenten zagen zich met nieuwe ver
keerssituaties belast, zoals bij de brug
gen en veren over het kanaal.
Bij de organisatie van het werk bleken
zelfs met de technische hulpmiddelen
nog een groot aantal arbeiders nodig te
zijn.
4. Voldeed het kanaal en/of trok het
nieuw vervoer aan?
Antw. Het kanaal, voorzien van goede
jaagpaden, bleek aan de eisen van het
vervoer te voldoen. Door de economi
sche situatie op Walcheren trok het
nauwelijks nieuw vervoer aan.
5. Is het van nut geweest voor Zeeland,
Walcheren of Middelburg?
Antw. Afgezien van de langzame toe
neming van het verkeer, blijkt op de
langere duur het kanaal van werkelijke
nut te zijn geweest en het nut groter te
worden.
Wij wilden met deze kleine catechismus
besluiten. Ons bewust zijnde, om met Ter
Braak te spreken, dat 90% van onze leve
ranties door anderen geleverd zijn. Fat
soenlijke diefstallen noemt hij het, zoals
gezegd. En om niet alleen de tijd maar ook
de plaats te relativeren: Lord Russell wilde
in 1865 wel op gezag van onze Engelse
gezant aannemen, dat het Kreekrak be
stond. Op de atlas van Zijn Lordschap kon
men het nauwelijks zien!
Noten
1. Menno ter Braak. Verzameld werk 3.
Amsterdam, 1949, p. 538
2. Nagtglas, 1871, p. 20
3. Van Duinkerken, p. 10
4. Uit brieven van mijn vader, Carolus
Mattheus Ghijsen, tijdens zijn verblijf in
Veere (1868-1873) aan zijn familie gericht,
door Dr. Ha. C. M. Ghijsen, p. 30 e.v.
5. Reizen naar en in Zeeland omstreeks 1870
door dr. Ha. C. M. Ghijsen, in Bulletin van de
Werkgroep historie en archeologie onder
auspiciën van het Zeeuwsch Genootschap der
Wetenschappen. Afl. 7, zomer 1966, p. 2 e.v.
6. Naatalas 1894 n 104 pn 10^