de nieuwe waterweg 178 gen een al te grote voortvarendheid van het Rotterdamse stadsbestuur bestaat reeds in de zeventiende eeuw. Men zou haast menen dat het om een conflict tus sen het bestuur van het openbaar lichaam Rijnmond en b. en w. van Rotterdam gaat, als we lezen dat een landmeter die in opdracht van de pensionaris van de stad Van Hoornbeeck geheime opmetingen verricht gegrepen wordt en vervolgens gegijzeld door het gemeentebestuur van Brielle. Het doel van deze opmetingen was om te onderzoeken of het mogelijk zou zijn om een kanaal door Voorne te graven om Rotterdam van een betere verbin dingsweg met de zee te voorzien. Brielle had er bezwaar tegen dat het kanaal zou eindigen in Zwartewaal en dat de nadelen die deze stad toch al had van de verzan ding van het Brielse Gat niet gecompen seerd zouden worden. Het proces van de ze verzanding en de alternatieve vaarwe gen die daardoor ontstonden kan ik het beste illustreren aan de hand van enkele dia's. Toen Rotterdam in de dertiende eeuw als vissersdorp ontstond was de Maasmond nog zo ruim dat schepen geen enkel belet sel hadden om de zee te bereiken. Door twee oorzaken verminderde de toe gankelijkheid van de directe verbinding met de zee via de Nieuwe Maas in de loop van de daarop volgende eeuwen. 1. Door de Elisabethsvloed van 1421 ont stond via de Biesbosch een ruimere af- voermogelijkheid voor het rivierwater in zuidelijke richting. De geringere wateraf voer in het Noordelijke deel van de delta zorgde voor een verhoogde slibafzetting in de Maasmond. Een proces wat u kunt zien op de kaarten. 2. Gebruik makende van de slibafzetting ging men over tot bedijking van het eiland Rozenburg dat langzamerhand was ont staan. Hierdoor werd de rivier helemaal in tweeën gesplitst en werd de slibvorming alleen nog maar sterker. Een van de gevol gen van dit proces was het ontstaan van de uitstekende landtong ,,de Hoek van Holland". Het noordelijke deel van de ri vier ,,het Scheur" werd hierdoor steeds moeilijker bereikbaar, maar ook het zuide lijk gedeelte de Nieuwe Maas leverde steeds meer problemen op. Dit alles leidde er toe dat vanaf de zeven tiende eeuw de stad Rotterdam voor gro tere schepen vrijwel geheel aangewezen raakte op de lange en moeilijke route via de Zeeuwse wateren. Dit temeer aange zien ook het Goereese Gat meer en meer verzandde. Hoe moeilijk en lanq dit traject wel was blijkt misschien uit de tocht van de ,,Maas- en Rottestroom" een Oost-ln- diëvaarder van Anthonie van Hoboken. 9 oktober 1814 voer het schip uit van Rot terdam en 11 februari kon het eindelijk zee kiezen in Brouwershaven (23 september was het reeds in Batavia). Misschien was deze reis wel een bijzonder trage, maar het was toch wel tekenend voor het tra ject met zijn vele kronkelwegen en ban ken. Zoals gezegd verbeterde het Voorns ka naal, dat oorspronkelijk vooral om militai re redenen was aangelegd, wel iets aan de situatie, maar veel was het niet. Het ka naal bleek namelijk reeds bij de in ge bruikneming niet meer bruikbaar voor de grote oorlogsbodems. Aangezien ook het Goereese Gat of een kanaal door Goe- men voor een belangrijk deel aangewezen op de oude weg via Brouwershaven of Zierikzee. Het valt daarom ook niet te ver wonderen dat men reeds vrij snel met nieuwe plannen op de proppen kwam. Deze plannen varieerden van oplossingen via de Zeeuwse route (verbetering van het Goereedse Gat of een kanaal door Goe- ree) gecombineerd met havenaanleg in Brouwershaven), afdamming van het Scheur en zelfs tot de aanleg van een ge combineerd kanaal voor Amsterdam en Rotterdam dat ten noorden van Noord- wijk in zee uit zou moeten monden. Na veel wikken en wegen en vooral veel politieke verwikkelingen koos men voor een oplos sing in de Maasmond. Deze oplossing was reeds in 1731 in grote lijnen aan de hand gedaan door de landmeter Nicolaas Kruik, wiens naam nog voortleeft in een overi gens fraai stoomgemaal in de Haarlem mermeer (Cruquius). Het is misschien op het eerste gezicht wat vreemd dat uiteindelijk een Zeeuw de mis schien wat vage doch grootscheepse plannen die men hier en daar in Zeeland koesterde om Vlissingen tot voorhaven en misschien zelfs vervangende haven van Rotterdam te maken, doorkruist heeft. Pieter Caland, geboren in Zierikzee, waar zijn vader op dat moment een functie bij rijkswaterstaat vervulde, was degene die uiteindelijk de plannen voor de aanleg van de Nieuwe Waterweg en de realisering daarvan zou verwezenlijken. Als aanvul ling op het oudere plan van Greve, waar hij overigens reeds belangrijke ideeën voor had geleverd, ontwikkelde hij de ge dachte om de Hoek van Holland te door snijden, het Scheur als vaarwater te ver beteren en vervolgens zowel de wateraf voer van de rivier als de qetiidenwerkinq te laten zorgen voor het op diepte houden van de vaargeul. Dit plan werd uiteindelijk door Thorbecke, tegelijk met een plan voor de aanleg van het Noordzeekanaal door de Staten-Generaal geloodsd. Met het aannemen van deze wet waren overigens de moeilijkheden nog niet van de baan. De correspondentie tussen vader en zoon Caland, waarin de eerste de laat ste meerdere malen een hart onder de riem moet steken, getuigt nog steeds van de vele problemen en tegenslagen die men moest overwinnen eer in 1874 het eerste grote schip door de Nieuwe Water weg kon varen. Daarmee waren de moei lijkheden trouwens nog niet afgelopen, want enkele jaren later bleek dat de diep gang onrustbarend begon af te nemen. Eerst de inschakeling van een hopperzui ger zou definitief voldoende diepgang waarborgen. Typerend is dat de gemeente Rotterdam nogal wat moeilijkheden maakte over haar bijdrage in de kosten. Voor vernieuwingen wilde men eventueel nog wel betalen, maar een bijdrage in het onderhoud werd categorisch geweigerd. En op diepte bren gen was immers onderhoud. Genoeg ech ter over de feitelijke aanleg. Er is immers over die aanleg reeds meermalen geschre ven en gesproken. Vooral het honderdja rig bestaan in 1974 heeft een hausse aan redevoeringen en literatuur opgeleverd. De geïnteresseerden moge ik vooral naar deze literatuur verwijzen. Waar ik het tenslotte met U hedenmiddag nog over zou willen hebben is de beteke nis die de Nieuwe Waterweg gehad heeft voor de regio en voor de gemeente Rot terdam. Allereerst de betekenis voor de regio: Hoewel sommige Zeeuwen in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw meen den dat kanalenaanleg en verbetering van de infrastructuur in zuidwestelijke richting vanuit Rotterdam gezien voordelen voor de provincie Zeeland zouden opleveren, meen ik dit toch te mogen betwijfelen. De positie van Rotterdam als haven ten op zichte van andere havens zou er zeker door verslechterd zijn. Uitdieping e.d. zou de weg wel verbeterd hebben, maar de route via Zeeland bleef lang en bovendien zouden de kanalen in het traject weer slui zen moeten bevatten met alle nadelen van dien. Bovendien is het zelfs de vraag denkend uit een geheel chauvinistisch Zeeuws standpunt of Vlissingen de rol van de Maasstad had kunnen overnemen. Het dichtbijgelegen Antwerpen met zijn qoede verbindinoen met Duitsland zou

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1976 | | pagina 86