de nieuwe waterweg 179 een te grote concurrent geweest zijn. De onderliggende gedachten van de Zeeuwse plannen getuigden daarom echter niet al leen van weinig werkelijkheidszin. Er zat echter meer achter. Teveel bleef men in deze Zeeuwse kringen vastklampen aan de gedachte dat alleen de handel Zeeland in een verleden bloei had gebracht. Te weinig had men oog voor het feit, dat Zee land in de achttiende eeuw reeds een agrarische provincie was geworden; een provincie waarin de landbouw zeker in het midden van de negentiende eeuw geen armetierig bestaan leidde. Zeker, na 1878 zou dat beeld zich wijzigen, maar m.i. zou een verdere kanalenaanleg en een geringe uitgroei van de haven van Vlissingen daar weinig aan veranderd hebben. In zekere zin leverde de aanleg van de Nieuwe Wa terweg zelfs nog enig beletsel voor een al te diep ingrijpen van de economische cri sis. De impulsen die de Rotterdamse eco nomie door die aanleg ontving vormden een belangrijke mogelijkheid om de door de landbouwcrisis werkeloos geworden agrarische beroepsbevolking weer werk te verschaffen. Het resultaat van de toename van de Rot terdamse werkgelegenheid tekent zich vooral af in de groei van het aantal Rotter damse immigranten, maar ook in verande ringen bij het migratiepatroon. Die toename wordt geïllustreerd in deze grafiek, waarin de relatieve saldi en de re latieve mobiliteit van de Rotterdamse mi gratie tussen 1850 en 1900 is weergege ven. Ter verduidelijking, de relatieve mo biliteit en saldi worden berekend door respectievelijk het totaal aantal migranten en het verschil tussen emigranten en im migranten te relateren aan de totale bevol king (per duizend inwoners). Vooral in de mobiliteit tekent zich in sterke mate de in vloed van de landbouwcrisis af. Deze toe name van de mobiliteit heeft echter ook gevolgen voor het migratiepatroon. Ruw weg kan men zeggen dat vóór 1880 de overgrote meerderheid van de Rotterdam se immigranten afkomstig was uit het ri vierengebied en uit de streek langs de Rijn in Duitsland. Zeeland en Noordwest Bra bant vormen dan nog geen belangrijke ex- pulsiegebieden. Door de crisis verandert dit beeld aanzienlijk. De nadruk komt dan geheel op deze gebieden te liggen, met al le gevolgen van dien. Sommige auteurs zoals o.a. Bouman en Bouman wijten aan de grote instroom van Zeeuwen en Bra banders zelfs een aantal karakteristieken van de Rotterdamse bevolking. Het weini ge voorkomen van sociaal protest en een zekere gelatenheid zouden samenhangen met de afkomst van deze mensen. Of deze constateringen juist zijn wil ik hier maar in het midden laten. Wel is het zeker een feit dat de grote instroom van immigranten zeker voor enige verschillen in het maat schappelijk karakter van de linker en rech ter Maasoever hebben gezorgd. Bovendien treden er door de landbouwcrisis nog an dere veranderingen op. Opvallend is voor al het verminderen van de migratie in ge zinsverband. De zo als dat in de migratieli teratuur genoemd wordt „alleenlopende migrant" gaat meer en meer overheersen. Het gevolg van deze toegenomen migratie is een snelle groei van de Rotterdamse be volking; een groei die echter ook mede be paald wordt door de snelle afname van de sterftecijfers in de jaren zestig en zeven tig- Ook in ruimtelijk opzicht laat deze migra- tiegolf belangrijke sporen na. De ontwik keling in de verdeling van de stedelijke kernen van het deltagebied (Zeeland en de Zuidhollandse eilanden) gaat namelijk van een rank/sizecorrelatie volgens het model van Zipf naar het overheersen van één metropool. Terwijl voor 1880 de steden qua inwonertal nog een proportionele ver houding tot elkaar hebben, gaat na die tijd Rotterdam sterk overheersen. Ondanks de geringe bereikbaarheid van de Zeeuwse eilanden onderling en een via de spoorwe gen gerichtheid op Brabant, beheerst Rot terdam in de eerste helft van de twintigste eeuw in belangrijke mate het deltagebied. Eerst de laatste tijd ontstaan in deze situa tie enige veranderingen. De afnemende bevolking van Rotterdam (een algemeen verschijnsel in de grote steden) en de di versificatie van functies van verschillende Zeeuwse kernen spelen bij deze ontwikke lingen een belangrijke rol.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1976 | | pagina 87