VERSLAG VAN DE DISCUSSIE 180 Helaas was de voorzitter genoodzaakt één der inleiders, dr. W.P. Blockmans, te ver ontschuldigen wegens diens afwezigheid. Daardoor was het onmogelijk de Rotter damse conceptie van maatschappijge schiedenis, die ten grondslag ligt aan de opbouw van een eventuele studierichting geschiedenis bij de EUR nader toe te lich ten. Dr. Blockmans was daartoe bij uitstek in staat, daar vooral hij de laatste versie van de Nota Studierichting Geschiedenis had samengesteld. Gelukkig is het moge lijk een weergave van de voorgenomen causerie van dr. Blockmans hierna af te drukken. De voorzitter, donderdagavond de ontstentenis van dr. Blockmans verne mend, achtte zich niet in staat om op zo korte termijn het thema van dr. Block mans over te nemen, hoezeer hijzelf ook betrokken was bij de plannen tot voorbe reiding van de studierichting geschiedenis te Rotterdam. Om de lacune op te vullen besloot de voorzitter een causerie te houden naar aanleiding van een breed opgezette studie over opgelegde bedevaarten in de Neder landen gedurende de late middeleeuwen. Daartoe koos hij de praktijk van opleggen van bedevaarten in enkele Zeeuwse ste den, met name Goes en Zierikzee, aange zien daar blijkens de gegevens in het Bul letin van de werkgroep historie en archeo logie onder auspiciën van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschap pen (zomer 1974) het meest overbekend is. Uitgaande van de beroemde passage in het dierenepos Van den Vos Reinaerde over diens op een Seend opgelegde be devaart naar Rome (in verband met het door Reinaert plegen van een casus papa lis: aan de paus voorbehouden zaak) kwam de spr. op de in Vlaanderen en in de Zeeuwse steden onder invloed van Vlaam se praktijken gangbare wijze van het op leggen van bedevaarten. Religieuze, so ciale, economische, financiële en culturele (literaire) aspecten van deze manier van strafopleggen werden belicht, waarmee toch enigszins het terrein van de maat schappijgeschiedenis kon worden betre den: een verschijnsel uit het verleden werd geanalyseerd ,,in een algemeen maatschappelijke context, dus niet geïsoleerd in politieke sociale, economi sche, juridische of culturele (enz.) ge schiedenis". Het ,,in meerdere of mindere maatschappelijk gericht stelsel van nor men en waarden" werd althans wat be treft een religieus geïnspireerde strafvorm, gebaseerd op een in de gemeenschappen waar deze wiize van straffen werd gehan teerd uit een gemeenschappelijk besef ontspruitende rechtsgrond die zowel in folklore als literatuur weerslag heeft ge vonden belicht. Na deze inleiding kon het voorgenomen programma worden afgewerkt, waarbij de heer M.P. de Bruin sprak over Blik in de toekomst van Zeeland, 1870: aspecten van verbindingen zoals het Kanaal door Walcheren", een voordracht die hierna in tegraal is opgenomen. Drs. H. van Dijk sprak vooral over de invloed van de aanleg van de Nieuwe Waterweg op de centrum functie van Rotterdam in de regio en de (demografische) gevolgen daarvan voor Rotterdam zelf, waarbij de relatie Zeeland- Rotterdam herhaaldelijk meespeelde. Ook deze causerie is integraal hierna afge drukt. De discussie was levendig. Naar aanlei ding van het Kanaal door Walcheren, welks aanleg voor het Middelburgs stads- schoon desastreus was werd de vraag ge steld of daartegen geprotesteerd was. Dit was geenszins het geval, ondanks dat met enig gemak het kanaaltracé enige honder den meters verlegd had kunnen worden waardoor de stad ongemoeid zou zijn ge bleven (maar een particuliere buitenplaats zou zijn aangetast). De breedte van het kanaal deed de suggestie rijzen dat wel licht de marinevloot ervan gebruik zou moeten kunnen maken; daarover is geen bevestiging te vinden. De economische impulsen van het Kanaal door Walcheren waren gering, in tegenstelling tot die van het kanaal Gent-Terneuzen en het Kanaal door Zuid-Beveland. De industrialisatie na 1880 richtte zich vooral op de kanaalzone Gent-Terneuzen. Alleen Vlissingen profi teerde enigszins van het Kanaal door Wal cheren. Een belangrijke factor in dezen kan de zuigkracht geweest zijn die de „metropo len" Antwerpen, Gent en Rotterdam kun nen hebben uitgeoefend. Daarbij komt dat het transitoverkeer Zee-Rijngebied uiteindelijk buiten actieve Zeeuwse deel name tot stand kwam: de regio profiteer de er niet van. Opvallend is dat weliswaar de spoorweg Bergen op Zoom-Goes werd doorgetrokken naar Vlissingen, maar dat het wegverkeer zeer lang op dusdanige verbindingen heeft moeten wachten. Het verkeer tussen Rotterdam en Zeeland is vrij intens geweest (landbouwprodukten) en heeft zich ontwikkeld ondanks de spoorverbinding Rotterdam-Moerdij k- Noord Brabant: binnen scheepvaart bleek in dezen toch belangrijker dan railvervoer. Eigen Zeeuwse investeringen zijn er vrij wel niet geweest na de 18de eeuw. Wat er werd opgezet geschiedde met behulp van buiten Zeeland afkomstig kapitaal. Deze en dergelijke problemen (de transformatie van Zeeland van in het voetspoor van Hol land op handel gericht gebied tot ca. 1795 tot een puur agrarisch gebied in de 19de eeuw) kwamen in de discussie aan de or de, waarbij de heren Van Dijk en De Bruin beurtelings de beantwoording verzorg den; de laatste besloot naar aanleiding van de rol van de in Zierikzee geboren Caland bij de aanleg van de Nieuwe Waterweg de discussie met de woorden: „Uiteindelijk is het een Zeeuw geweest die Rotterdam heeft grootgemaakt." Drs. J. van Herwaarden (voorzitter van de sectie)

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1976 | | pagina 88