honderd jaar onderwijs in zeeland
200
Debielen en imbecielen bleven tot de
tweede wereldoorlog gewoon op de
lagere school. Ze doubleerden elke klas
één keer, ze zaten de leerplicht uit en
staken t/m klas 3 of 4 allicht nog wat op;
in elk geval werden ze niet geïsoleerd.
De eerste pogingen om in Zeeland te
komen tot oprichting van een b.l.o.-school
waren in 1934 te Goes(r.k.). Maar Middel
burg start het eerst (in 1938, p.c.), ge
volgd door Hulst (1939, r.k.). Na de oorlog
komt de eerste openbare b.l.o.-school te
Zierikzee, bestuurd volgens de Wet Ge
meenschappelijke Regelingen (art. 41).
Met een aantal van 16 scholen met onge
veer 1400 leerlingen is nu een netwerk van
scholen voor buitengewoon onderwijs
ontstaan, zij het nog niet volledig. (In en
kele gevallen bleek men daarbij bereid tot
samenwerking te komen van openbaar en
bijzonder onderwijs in een stichtings
vorm.) Daarnaast zijn aan 8 lagere be-
roepsscholen nu ook afdelingen voor indi
vidueel onderwijs verbonden.
Problemen voor het kind bij de overgang
naar een ander schooltype zijn in Zeeland
voor het 6-jarige kind tijdig onderkend.
Activiteiten van de beide Pedagogische
Academies te Middelburg en van het
RPCZ hebben ertoe geleid dat Zeeland in
Souburg één van de integratie-experi
menten voor het basisonderwijs kreeg
toegewezen.
Voor de overgang naar het voortgezet on
derwijs biedt het brugklassysteem in Zee
land aldus vrij veel ouders nog geen
bevredigende oplossing.
Als het plezier waarmee een kind naar
school gaat een waardemeter is voor de
mate waarin het onderwijs beantwoordt
aan de behoeften van dat kind, dan is in
Zeeland het kleuteronderwijs zeer goed,
het lager onderwijs goed en het voortge
zet onderwijs matig te noemen.
Veel bleef helaas onbesproken: mam
moetwet en schoolgemeenschappen,
parttime-onderwijs, scholen voor
slechthorenden, schipperskinderen
en woonwagenkinderen, salarissen
en opleiding leraren, heao en sociale
academie, doelstellingen en eind
examens, lichamelijke opvoeding,
zaakonderwijs en vernieuwing, rand-
diensten en Schoolmuseum, leer
plicht en schoolverzuin, interne en
externe democratisering, en nog veel
meer.
Overwegend dat terugzien op honderd
jaar alleen zin heeft als men tegelijk voor
uit blijft kopen, kom ik tot de volgende
slotopmerkingen:
1. De strijd om de macht in de schoot tus
sen overheid en kerk heeft in diepste
wezen zijn betekenis verloren tenge-
volgde van de machtige positie die de
kleuterleidster/onderwijzer/ieraar ver
overd heeft.
2. Vooral de bekwaamheid en de per
soonlijkheid van de man of de vrouw in
de klas bepalen de kwaliteit van het on
derwijs.
3. De Rijkskweekschool heeft in de eerste
halve- eeuw van haar bestaan maar
weinig kunnen bijdragen aan de verbe
tering van het onderwijs in Zeeland,
maar de laatste halve eeuw zijn de
beide Middelburgse Pedagogische
Academies bepalend geweest voor de
kwaliteit van het onderwijs in Zeeland;
in sterke mate voor het kleuter- en la
ger onderwijs, minder voor het mavo.
4. In Zeeland wordt aan de ouders nog
maar zeer sporadisch die invloed bij
het onderwijs toegekend, die zij ge
zien haar verantwoordelijkheid voor de
opvoeding van hun kinderen ver
dient.
5. Door samenspraak en samenwerking
van alle genoemde partijen moet het
mogelijk zijn om aan het onderwijs een
betere inhoud te geven, opdat de leer
lingen sterker gemotiveerd aan het on
derwijs kunnen deelnemen.
6. Gezien de godsdienstige en levensbe
schouwelijke samenstelling van de
zeeuwse bevolking en gezien het ver
wachtingspatroon van de ouders voor
het onderwijs zouden meer vormen
van samenwerking ook met het oog
op de problemen van de kleine schoot
moeten worden gerealiseerd.
Als ik zij het niet opzettelijk een
wat eenzijdige belichting heb gege
ven van 100 jaar onderwijs in Zeeland
dan merk ik daarbij op, dat de aan
leiding tot de beschouwingen ligt in
het 100-jarig jubileumfeest van de
Rijkspedagogische Academie, en dat
ik tot voor kort daarvan directeur
was.
Tot slot citeer ik een uitspraak van meer
dan 100 jaar geleden van Coronel: Gelet
op de bijdrage van de school aan de har
monische en natuurlijke ontwikkeling van
alle vermogens van de jeugdige mens
„moet het vrij onverschillig zijn welke
naam en bestemming men aan de
eigenlijke school in de loop der tijden gaf;
onverschillig welke plaats men haar aan
wees: in het gezin of daarbuiten; onver
schillig door wie ze gesticht werd, door de
natuurlijke ouders, of door anderen".
Ver daarbovenuit stijgen de belangen
van de kinderen van nu, de volwasse
nen van straks.
1) Van elke 12 inwoners in Zeeland zijn er 4 in het
arbeidsproces opgenomen, gaan er 3 naar
school en behoren 5 tot de „anderen", die zit
ten thuis, tehuis of langs de waterkant.
2) In dit verband is tekenend dat in 1928 dr. H. de
Noo, toen directeur van de RH BS te Zierikzee in
het „Tijdschrift v. d. Ned. My voor Nijverheid
en Handel" een pleidooi hield om kweekscholen
op te heffen en als C-afdeling te verbinden aan
de HBS. Daartegen verscheen een publicatie
van de Zierikzeese kweekschoolleraren Joh. H.
Pik, W. J. A. M. Stroux en S. v.'d. Weyde, die
onder de titel „Kweekschool of HBS als insti
tuut tot opleiding van onderwijzers" pleitten
voor het behoud van zelfstandige kweekscho
len.
3) In Zeeland zijn momenteel 15 kleuter- en lagere
scholen die bestuurd worden door de kerk of
een kerkelijke commissie. Daarvan zijn er 13
R.K., allen gelegen in O.Z.VI.
Bovenstaand artikel is de volledige tekst
van een inleiding die de heer M. A. Hage
hield voor het Koninklijk Zeeuwsch
Genootschap der Wetenschappen op 14
oktober 976 tijdens de onderwijsdag
en ter gelegenheid van het honderd
jarig bestaan van de Rijks Pedagogische
Academie te Middelburg.