winkelvoorzieningen in middelburg 206 derbewinkeling in de woninginrichtings sector is min of meer een kunstmatige. Ze wordt namelijk mede veroorzaakt door de veronderstelde toenemende ruimtebehoefte bij overigens gelijkblij vende omzet (showrooms, bijvoor beeld), waardoor de vloerproduktiviteit in zijn algemeenheid drastisch zal dalen. Het valt daarom moeilijk te zeggen in hoeverre deze onderbewinkeling te in terpreteren valt als behoefte aan nieuwe vestigingen, dan wel als behoefte aan zuiver verkoop-technische uitbreidingen van het bestaande winkelbestand. De sector overige goederen zal zich van zijn enigszins ongunstige overbewinkelings- situatie weten te herstellen door te profi teren van de te verwachten verder gaande welvaarts- en bevolkingsgroei in het algemeen. Deze prognoses zijn over igens tot stand gekomen onder de ver onderstelling dat zich, na het Trefcenter, geen uitbreiding van enige omvang meer zullen voordoen, (omdat deze uit eraard moeilijk te voorspellen zijn) en dat de oriëntatie op Middelburg nog zal toenemen (ander koopgedrag, grotere mobiliteit, Trefcentereffect, enz.), terwijl bovendien de bevolking toeneemt. Geereplan. Bezien we de bewinkelingssituatie in 1980 dan zien we dat de situatie ten aan zien van de probleem-sectoren nog gro tendeels dezelfde is als in 1973. De food- sector vertoont nog steeds een teveel aan winkels, de kleding- en schoenenbranche bunnen nog steeds een uitbreiding ge bruiken. Wanneer we in dit licht het Gee- replay beschouwen dan zien we dat op nieuw iy een verdere vergroting van het areaal in defoodsector voorzien zou wor den (met 17%). Of dit de overbewinke- ling zal vergroten laten we hier nog even in het midden; Immers de aantrekkelijk heid van het Geeryplan als winkelgebied was zodanig dat een vergrote oriëntatie op Middelburg verondersteld mocht worden, die deze uitbreiding zou kunnen compenseren. Een zeer gunstig aspect van het Geereplan was daarentegen, dat eindelijk de zo noodzakelijke uitbreiding in de kledingbranche gerealiseerd zou kunnen worden (niet alleen door C en A, maar ook door Hema en V en D). In de schoenenbranche was deze uitbrei ding van de zijde van de grootwinkelbe drijven weliswaar nauwelijks voorzien, doch daarvoor hadden de eveneens ge plande kleinere winkels soelaas kunnen bieden. Wat echter de gevolgen van het realise ren van het Geereplan zouden zijn ge weest kunnen we in eerste instantie beoordelen aan de hand van de in dat geval resulterende bewinkelingssituatie. Deze zou er als volgt uitzien: - een overbewinkeling in de voedings- en genotmiddelensector - een onderbewinkeling in de sectoren schoeisel en woninginrichting - een evenwichtige situatie in de overige branches. Het verschil met de vorige bewinkelings situatie (zonder Geereplan) wordt veroor zaakt door de areaalvergrotingen aan de ene kant en de veronderstelde toegeno men oriëntatie op Middelburg aan de an dere kant. Het blijkt nu dat de onderbewinkeling in de kledingbranche inderdaad wordt op geheven. Dit geldt echter niet voor de schoenenbranche en de sector woningin richting, doch gezien het hierboven om trent deze sectoren opgemerkte, behoeft dit niet direct negatief beoordeeld te wor den. In de food-sector blijkt de overbe- winkeling nog steeds te bestaan, deze si tuatie is dan ook met recht hardnekkig te noemen. Echter de geplande uitbreiding in deze branche bestond voor ongeveer de helft uiteen vestiging van Albert Heyn. Het bleek nu dat het weglaten van deze vestiging uit het Geereplan de overbe- winkeling in defood-sector verreweg zou elimineren. Zo gezien lijken de gevolgen van de reali satie van het Geereplan voor de bewinke lingssituatie in de binnenstad dus niet di rect ongunstig. Echter er waren nog een aantal andere gevolgen van dit Geereplan te voorzien, die evenwel, dat moet hier onmiddellijk worden gezegd, niet een duidig uit ons onderzoek kunnen worden geconcludeerd, doch waarvan het zeker niet onrealistisch was te denken dat ze zouden kunnen optreden. In de eerste plaats vormde het Geereplan een dermate aantrekkelijk winkelgebied dat het helemaal niet onwaarschijnlijk was dat het het merendeel der bestedin gen aan zich zou trekken. Daarmee zou het effect van een vergrote oriëntatie op de Middelburgse binnenstad grotendeels aan het Geeregebied zelf ten goede ko men, zonder dat de middenstand in de overige binnenstad daarvan mee profiteerde. Sterker nog, een deel van de traditionele bestedingen (bij de be staande winkels) zou eveneens wel eens naar de Geere-winkels kunnen toe vloeien. Daarmee zou de bewinkelingssi tuatie in het oude winkelgebied dus al leen maar verslechteren, hetgeen vooral voor de zwakke branches (voedsel) en voor de zwakkere winkels in het alge meen zeer nadelige gevolgen zou kunnen hebben. En daarmee ook voor de verzor gingsstructuur van Middelburg. Ten aan zien van de Langeviele viel te verwachten dat deze zowel voordeel zou hebben van uitstralingseffecten van de Geere, als na deel van nabijgelegen concurrentie. De verwachting dat de bestaande mid denstand wellicht nadelige concurrentie zou kunnen ondervinden van het Geere gebied werd nog versterkt door de ge plande situering. Het Geeregebied zou tamelijk gunstig komen te liggen ten op zichte van de vervoersstromen, terwijl de afstand tot het bestaande centrum ons inziens te groot zou zijn om een wissel werking tussen deze winkelgebieden te bewerkstelligen. De geplande passage leek ons daarvoor een veel te zwakke schakel. Het gevolg van dit alles zou kun nen zijn dat juist het traditionele kern win kelgebied een achteruitgang zou gaan doormaken die medegezien de ligging en functie in de binnenstad, een zeer nade lige aantasting van de binnenstedelijke structuur en daarmee van de binnen stadsbeleving zou betekenen. Bovendien, zelfs wanneer de gevolgen minder dra matisch zouden zijn, blijft een tweepolig centrum een onevenwichtige zaak in een binnenstedelijke structuur. Een laatste nadeel tenslotte was het feit dat niet alleen de centrumwinkels, doch ook de wijk- en buurtwinkels en de win kels in de rest van de regio concurrentie zouden gaan ondervinden van het Gee replan. Exaktte becijferen viel ook dit niet, doch de aantrekkingskracht die veron dersteld mocht worden uit te gaan van het Geereplan zou op zijn minst zeer remmend kunnen werken op de ontwik kelingvan krachtige wijkwinkelcentra, die bij verdergaande uitbreiding van Middel burg zeker noodzakelijk zullen worden. Dit geldt ook voor de middenstand in de rest van het verzorgingsgebied. Op het platteland zou de achteruitgang wellicht versneld worden, terwijl in Vlissingen en zelfs in Goes, vooral in de kledingssector, waarschijnlijk de ontwikkelingen afge remd zouden worden, zo niet erger.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1976 | | pagina 18